4J8
ÜE POOL-ESKTMO's.
intellectueel oogpunt schijnt het, dat eenige der best ontwikkelde eigenschappen van het Engelsche ras in zijn karakter te vinden zijn.
De derde der genoemde mannen is de Deen Knoed Rasmussen. Hij is de jongste van de drie en slechts even over de dertig jaar oud. Hij werd geboren in cle grootste stad van Noord-Groenland, cle Deensche kolonie Jakobshavn, waar zijn vader destijds predikant was en terzelfder tijd ernstige philologische studies van de Eskimotaai maakte. Om Knoed Rasmussen en zijn eigenaardige letterkundigen arbeid te kunnen begrijpen, die voor de helft ethnologische studie en voor de wederhelft eene poëtisch getinte beschrijving van het Eskimoleven is, is het noodig te weten dat hij wel Deen en nog wel een zeer ontwikkelde Deen is, maar daarnaast ook een Noord-Groenlander, in welk land hij geboren is en het grootste deel zijner jeugd heeft doorgebracht. Nu is het iets geheel anders om Noord-Groenlander te zijn en geoefend in Noord-Groenlandsche levenswijze en sport, dan Zuid-Groenlander. Ware Knoed Rasmussen in Zuid-Groenland geboren, dan zou hij misschien even bedreven zijn geweest in het hanteeren van de kajak en in het schieten; maar hij zou stellig niet zulk een meesterlijk bestuurder van hondeslesleden geweest zijn, in welke sport hij iedereen in Deensch Groenland overtreft. Het was Knoed Rasmussen, die aan Mylius Erichsen's letterkundige expeditie het denkbeeld aan de hand deed om de Melvillebaai naar Kaap York over te steken. Hier vond hij ten laatste geestverwant gezelschap in een stam, waarbij hij zijns gelijken vond in stoere sportsmannen en sedert de overwintering van de letterkundige expeditie met de Pool-Eskimo's 1903--04 is hij meer dan eens tot hen teruggekeerd. Zijn langdurig verblijf duurde van April 1907 tot einde Mei 1908. Hij wordt dan ook niet als een vreemdeling beschouwd, maar als een dierbaar vriend, die hunne taal spreekt, in hunne hutten slaapt, aan hunne maaltijden deelneemt en dezelfde stoute en dappere daden kan verrichten, als de flinkste mannen van den stam.
Daarom gevoelen zij hoogachting voor „Gunoti", zooals hij genoemd wordt, en daar hij een schrander en beminnelijk man is die hun in allerlei dingen raad geven kan, is