416
DE POOL-ESEIMO'S.
peesche goederen zijn die zij gebruiken kunnen. Op het oogenblik bevindt zich bij den stam bijna geen man of hij bezit een achterlaadgeweer van de nieuwste constructie.
In de laatste jaren zijn er drie mannen geweest, wier namen voor altijd met de Pool-Eskimo's verbonden zullen blijven en die ieder voor zich en op zijn eigen wijze in de tegenwoordige en toekomstige geschiedenis van dezen kleinen stam groote figuren geweest zijn.
Ten eerste noemen we Peary, den ongekroonden vorst van het land, welke zichzelf als de eigenaar van alle streken en inwoners ten Noorden van Kaap York beschouwt. Zijn houding draagt alle kenteekenen van den overwinnaar. Hij buit de werkkracht der Pool-Eskimo's uit ten gunste zijner expedities naar de Pool en hij verschaft zich groote voordeden door de kostbare voortbrengselen van dezen stam, als daar zijn vosse- en berehuiden, in groote getale op te koopen. Men begrijpt zeer goed dat hij verschillende redenen heeft om het land als zijn speciaal domein te beschouwen. Zijn brutaal verdringen van kapitein Sverdrup en zijn verbod aan de Eskimo's om zich met de 7/Fram"-expeditie in te laten, zijn algemeen bekend.
Aan den anderen kant echter is het ook Peary, aan wien de Eskimo's hunne uitstekende geweren en hun voortdurenden overvloed van ammunitie te danken hebben. En al is zijn houding jegens hen ook soms hard en weinig kiesch geweest als het een doordrijven zijner plannen gold, zoo was die toch nooit zóó, dat zij een demoraliseerenden invloed op den stam had. Hij heeft hun b.v. nooit alkohol gegeven en ik weet van Dr. Cook, dat Peary en zijn mannen zoo verstandig zijn geweest om de beginselen van den stam over zedelijkheid en andere levensbeschouwingen ernstig op te nemen en niet hebben beproefd om deze door propaganda of verachting te ondermijnen, zonder ze door andereen betere te vervangen.
De gevoelens, welke de Eskimo's Peary toedragen, schijnen van zeer gemengden aard te zijn. Zij vreezen zijn krachtige beslistheid en zijn toomelooze woede, maar de Eskimo's zouden niet de eeuwige poolonderzoekers zijn, als deze vrees niet gepaard ging met bewondering, en stellig is er lang-