396

william h. taft als rechter.

als de juiste uitlegging der wet, en de indirecte uitsluiting d.w.z. de uitsluiting van een persoon, die buiten het arbeidsgeschil staat, is door verstandig geleide arbeidersvereenigingen feitelijk opgegeven als een onpractisch en onredelijk wapen in zulke geschillen.

2. De staking der machinisten van den Toledo en Ann. Arbor Spoorweg in 1893.

De z.g. „arbeidsbeslissingen" van rechter Taft tijdens zijn lidmaatschap der staatsrechtbank hadden rechtstreeks en in de eerste plaats betrekking op het interstatelijk karakter van dergelijke arbeidsgeschillen, omdat zij de oppermacht van het Centraal gezag bij bescherming van den handel tusschen de verschillende Staten betroffen. Ofschoon hij slechts in twee dergelijke gevallen uitspraak deed, trokken zijne beslissingen toch de algemeene aandacht vanwege de uitgebreide woelingen m 1893—94 onder de arbeiders bij de nijverheid betrokken.

In het eerste van deze gevallen werd den 3den April 1893 uitspraak gedaan. Het gold de werkstaking der machinisten van den Tolédo en Ann Arbor Railroad (54 Fed. Rep., 730). De stakende machinisten waren leden van de Broederschap der machinisten, van welke vereeniging P. M. Arthur het hoofd was. Volgens artikel 12 van het toenmalige reglement der vereeniging weigerden de machinisten, welke bij andere spoorwegmaatschappijen werkten en lid van deze broederschap waren, om goederenwagens voor de eischende maatschappij te vervoeren, zoolang de staking van de machinisten dier maatschappij, welke leden der broederschap waren, niet opgehouden had. Het is duidelijk, dat dit besluit eene verlamming van den onderlingen handel tnsschen de verschillende Staten ten gevolge moest hebben.

De Toledo-Spoorwegmaatschappij stelde daarom een eisch tot dwangbevel tegen de andere maatschappijen in, als grond aanvoerende: het bestaan eener met de wet betrekkelijk den interstaatschen handel strijdige afspraak, welke hen de uitvoering hunner plichten met betrekking tot den onderlingen handel en den wederzijdschen goederendienst