VRIJ BAAN VOOR DE TOEKOMST

Bijdrage tot de kennis van 'het wegenvraagstuk door Ir. A. A. Mussert c. i., uitgegeven bij N.V. A. Oosthoek's Uitgevers-Mij., Utrecht.

Wie wil weten wat den automobilist beroert terwijl hij langs 'sHeeren of liever 's Rijks wegen snelt, leze „Vrij Baan voor de Toekomst". De automobilist is ontevreden, vindt dat de wegen niet beantwoorden aan het vermogen van zijn voertuig. Nauwelijks op gang gekomen, stuit hij op hindernissen. Hij vergelijkt de weggedeelten, naar zijn behoefte verbeterd, met andere, die hem een Lunapark toeschijnen, waar zijn hart op stil blijft staan. Hij ziet het net van wegen als een ingewikkelde rebus, waarvan bepaalde brokken er logisch genoeg uitzien, maar anderen volkomen duister schijnen en hij vraagt zich duizelig af, hoe er uit het geheel iets ordelijks kan groeien. Niet alleen voor den weggebruiker, maar ook voor den wegenbouwer is het bestaan vol raadsels en naarmate hij er meer oplost, schijnen er meer bij te komen. Zoo staat er het wegenvraagstuk nu bedenkelijker voor dan toen men het pas had gesteld en manmoedig tot zijn oplossing had besloten.

Niet alle weggebruikers zijn even ver als de schrijver in het vraagstuk doorgedrongen. Daarom is het een leerzaam boekje, dat Ir. Mussert beeft geschreven. Men moet er direct bij zeggen, dat het nogal eenzijdig is. De leemten zijn even groot als de substantieele inhoud, maar daarom is de substantie nog niet waardeloos. Schrijver stelt de zwakheid aan de kaak van de naNapoleontische wetgeving op het stuk van wegbelangen. Het jaar 1847 maakte een einde aan den regel, dat vergunning voor het bouwen aan Rijkswegen moest worden verleend door de Departementen van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat.

Het is waar, dat het bouwen aan bestaande wenen in het algemeen de natuurlijkste zaak is ter wereld. Daarvan getuigen ook onze bouwverordeningen, die het bouwen alleen aan openbare wegen toelaten. Wij missen de erkenning van dit feit in het boekje van den heer Mussert. Maar dat onderscheid wordt gemaakt tusschen wegen voor doorgaand en voor lokaal verkeer is een redelijke eisch en het is goed, dat de schrijver daarop insisteert. In de huidige situatie lokt het rijk aan iederen interlocalen weg de lintbebouwing uit. Om de bestaande kernen uit te breiden, zijn nieuwe wegen noodig, waarvan de aanlegkosten op de bebou-

37