KANT EN BOEDDHA.

*5

twijfeld, de samenstellers van dit merkwaardige boek hebben hunnen Meester eene hem niet onwaardige schatting betaald.

De vijftien redevoeringen, welke het bevat, zal ik zelfs niet bij name noemen. Voornamelijk ééne er van zal ik behandelen : Kant en de Oude Indische Wijsbegeerte, van Dr. Otto Franke; mijne bedoeling is, de eigenaardige overeenkomsten en verschillen tusschen de leer van den schrijver der Kritische Philosophie en die van den stichter van het Boeddhisme bloot te leggen. En daar ik niet voor deskundigen schrijf, zal ik — met zooveel mogelijk vermijden van technische termen — beginnen met de hoofdtrekken uiteen te zetten van het Kantiaansche systeem — eene uitdrukking, die ik met voorbedachten rade gebruik en later zal rechtvaardigen. Men zal natuurlijk begrijpen dat het mijn doel is, alleen uitleg te geven, geenszins kritiek uit te oefenen. Ik zal Kant zelf laten spreken,1 zonder mijne eigen inzichten of gevoelens er tusschen te voegen.

Een paar woorden over Kant's loopbaan kunnen dienen als inleiding van eene schets van zijn onderwijs. Zijn levensloop vormt de grootst mogelijke tegenstelling met dien van Boeddha. Boeddha was een godsdienstapostel in een tijdperk waarin philosophie en godsdienst niet gescheiden waren. Zijn hart wTas vervuld van medelijden met ,/het kortzichtige, rampzalige menschdom» : men kan van hem zeggen als van Een, grooter dan hij : „hij ging het land door goeddoende." Kant, hoewel hij gedurende zijn geheele leven streng vasthield aan een Theïsme van de natuurlijke orde der dingen, een leven, geadeld door reinheid, wijsgeerige waardigheid en vele stoïcijnsche deugden, was geen godsdienstprediker, geen geestdriftig ijveraar voor menschlievendheid. Van zijne jongelingsjaren tot op hoogen leeftijd2

1) Om telkens terugkeerende verwijzingen te vermijden, deel ik hier mede, dat al mijne aanhalingen van Kant genomen zijn uit de Kritik der Reinen Vernunft (2e Uitgave), tenzij eene andere bron is aangegeven .

2) Leeftijd is natuurlijk betrekkelijk. Kant stierf op 80-jarigenleeftijd, maar zijn zwak lichaam en zijn machtige geest, uitgeput door geestelijke arbeid, maakten hem waarschijnlijk ouder dan vele menschen, die