DEK ACHTTIENDE EEUW.

81

nog iets later placht bij feestelijke en niet-feestelijke gelegenheden veel te veel te worden gegeten en gedronken. Een staaltje, midden uit vele gegrepen, laat ik hier volgen. Het menu van een dinétje, in 1782 voor vijf personen ergens in Dauphiné aangericht, luidde als volgt; tweeërlei soep, zes opgemaakte schotels, een speenvarken, een kalfsnierstuk, zes duiven, drie kippen, een groote steur, door zeehaantjes omstuwd, vier groote schotels met groenten, en twaalf schalen met fruit. En aan wijn en andere geestrijke dranken zal men wel niet zijn te kort geschoten, al wordt daarvan in mijn bron (een onuitgegeven brief) niet gewaagd.

De maarschalk V endome was een der zonderlingste voorbeelden van epicurisme: niet alleen was hij zelden goed nuchter, maar hij had een onbegrijpelijke voorliefde voor stinkende visch. Van zijn broer, den Groot-prior, wordt getuigd, dat hij maar al te vaak dronken was. De Regent van Frankrijk was meestal 's morgens ongeschikt voor zijn werk, vanwege „de pijn in 't haar", die van de manier getuigde, waarop hij den vorigen avond had doorgebracht, De hertog van Berry, broeder van Philips den Vijfde, had zijn vroegtijdig uiteinde aan zijn ergerlijke onmatigheid te danken. Ziedaar enkele voorbeelden, waarbij ik er een menigte van minder bekende persoonlijkheden zou kunnen voegen. Lodewijk de Vijftiende ergerde zich in 't minst niet over zulke zaken: hij lachte, dat hij schudde, als een van zijn gasten van den koninklijken disch moest worden weggedragen. Van zijn prilste jeugd af had hij zulke tooneelen bijgewoond, b.v. in 1722, toen de twaalfjarige knaap er getuige van was geweest, dat zijn pages en menig ander jonkertje op een stadhuisfeest de dames lastig vielen (o.a. door haar kapsel te schenden), hun eigen pruiken op de candelabres gooiden, en een helsch lawaai maakten.

En dan de vrouwen! Zelfs hooggeplaatste dames hadden vaak weerzinwekkende snuifneuzen (slecht passende bij de gepoederde portretten van Watteau!), en roken bij menige gelegenheid naar geestrijke vochten Trouwens de gemalin (weldra de weduwe) van den bovengenoemden hertog van Berry gaf een zeer slecht voorbeeld. Saint Sirnon noemt die vorstin een mirakel van geestigheid, hoogmoed, dwaasheid,

W. B. II. 1907. 6