„NOVA ET VETERA",

SCHETSEN UIT DEN VREEMDE,

DOOR MGR. DR. A. H. L. HENSEN.

Onder dezen titel heeft de oud-hoogleeraar van Warmond en de eerste directeur van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome, de bekende historicus Dr. Hensen, bij gelegenheid van zijn vijf-en-zeventigsten verjaardag een boek van bijna 400 bladzijden doen verschijnen, dat zich aankondigt als „Oud en Nieuw". Het moet direct gezegd: wat „Oud" is en dus reeds een keer verschenen in „de Katholiek", de „Mededeelingen" of in verschillende dagbladen, en wat „Nieuw", wordt helaas niet aangegeven en het blijft dan ook aan den speurzin van den lezer overgelaten, om te constateeren of sommige historische artikelen misschien niet reeds door de wetenschap van 1929 zijn achterhaald.

Degene, die zich meent te zetten aan de lezing van een bundel uitsluitend historische studies, zal zich teleurgesteld voelen, daar de meeste hoofdstukjes „Schetsen uit den Vreemde" bevatten, zooals de ondertitel ook belooft, die over 't algemeen herinneringen aan eigen „Erlebnisse" zijn. Maar al direct opent het boek met een artikel over „Willebrordiand": een geschiedenis van de relieken en heiligdommen van onzen grooten geloofsverkondiger. Merkwaardig hierin is vooral de vermoedelijk eigenhandige kantteekening van Willibrordus in een Martyrologium, dat in Parijs berust en waarin hij meedeelt in 690 in „Francia" geland te zijn. Een facsimile doet ons tevens de hand van S. Willebrord kennen.

Een reproductie van een paneel uit 1553 doet ons de basilie.k te Epternach zien, verrijkt met vier torens, twee naast het koor en twee achter, en bovendien, zeer merkwaardig, met van den zijkant een hoog-oploopende overdekte trap ten dienste van de pelgrims. De lijdensgeschiedenis van dit gebouw leert, hoe behalve allerlei vandalen, ook een goedmeenende, voortvarende abt, die de mooie teerlingskapiteelen tot Carinthische dito's liet omhakken, een fraai gebouw kan maltraiteeren! Andere hoofdstukken vermelden o.a., hoe ingenieurs uit ons natte landje in de I 7e eeuw naar Italië werden geroepen om pogingen tot drooglegging der Pontijnsche moerassen aan te wenden; verdere bijzonderheden over een eenvoudigen Nederlandschen Pausen-biograaf, Dirk Ameijden. Merkwaardig is het verslag van onzen laatsten gezant bij het Vaticaan over de droeve gebeurtenissen van 20 Sept. 1870.

De overige artikelen bevatten meestal herinneringen aan p soonlijkheden, waarmee de auteur tijdens zijn langjarig ve in de metropolie in aanraking is geweest (Kardinaal van K sum, von Pastor), en aan reizen en wederwaardigheden, do ^ den schr. zelf beleefd; artikelen, die hun lezenswaardigheid leenen èn aan den persoon van Mgr. Hensen èn aan den aa genamen trant, waarmee hij ze weet op te disschen. , ë Drs. A. d. Vr.

Kapelaan X. te A. zond ons deze foto, genomen vanuit het 1„ A„„ „,l,t.nJ nadat hn van ziin £>"

hie

Mgr. Dr. A. H. L. HENSEN

schop opdracht ontvangen had, eene nieuwe Paroc

stichte

EEN NIEUW PAUSELIJK WOORD OVER LITURGIE-

In „Ons Liturgisch Tijdschrift" schrijft Dr. Jozef Teulings over „Een nieuw Pauselijk woord over Liturgie", waaruit wij het «° ^ gende citeeren: „Van het allergrootste belang is het dus, da alles, wat tot opluistering der Liturgie strekt, door zekere normen en voorschriften der Kerk gebonden is, opdat de kunsten ook in werkelijkheid, gelijk het behoort, als edele dienstmaagden aan den goddelijken eeredienst dienstbaar zijn. En dit zal vo°r, zeker die Kunsten zelf, welke in de Heilige Plaatsen gebezigd worden, geenszins benadeelen, maar integendeel haar tot groote waardigheid en schittering strekken".

„Opdat het volk meer actief ga deelnemen aan den goddelijke eeredienst, worde de Gregoriaansche zang, voor die gedeelten' welke het volk betreffen, weer in gebruik des volks hersteld. Want inderdaad, allernoodzakelijkst is het, dat de geloovigen niet als vreemdelingen en stomme toeschouwers bij de heilige ceremoniën tegenwoordig zijn, maar geheel doordron

gen van de schoonheid, zóó dat.hunne stem met die des

priesters en van het koor afwissele, volgens de desbetreffen e regels; als dit gelukkiglijk gebeurt, dan zal het niet meer voorkomen, dat het volk of heelemaal niet, of ternauwernood rne een zacht en gedempt gebrom antwoordt op de gezamenlijke gebeden in de liturgische taal of in de volkstaal." . „Hiervoor moet de ijver van seculiere en reguliere geestelijkheid voorgegaan door de Bisschoppen en plaatselijke Ordinarii, zie inspannen, om ofwel zelf, ofwel met behulp van anderen ter zake kundigen te zorgen voor het liturgische en muzikale on°-er' richt van het volk, als behoorend bij de christelijke leering. D' zal gemakkelijker gaan, wanneer men op de scholen, in godsdienstige broederschappen en de overige vereenigingen onderwijs geeft in de liturgische gezangen; ook de religieuzen, de zusters en de communiteiten van godvruchtige vrouwen moeten ijverig dit doel helpen bereiken in de verschillende instituten, waar aan hen de opvoeding en het onderricht is toevertrouwdZoo ook vertrouwen Wij, dat in deze zaak veel nut zullen doen die vereenigingen, die in sommige streken, volgens den wensen der kerkelijke overheden, de gewijde muziek trachten te herstellen volgens de wetten der Kerk."

174