DE BEWAKER VAN ZIJN HUIS
Ons korte verhaal door marcelle d'arll
„Hoe mooi is het hier !” mompelde de jonge vrouw verbaasd. „Je hebt mij nooit gezegd, dat er een tuin om je huis was !” Het was een groote, stille, bijna geheimzinnige tuin vol beelden en met mos begroeide kleine fonteinen. Markus Verdiani, de beroemde dokter met den onfeilbaren blik en de wonder-bewerkende handen, bloosde als een betrapt kind en vertelde zijn vrouw niet, dat hij de villa met den prachtigen tuin opzettelijk voor haar had gekocht, dat hij om harentwille het groote offer had gebracht het oude huis te verlaten, waarin hij was geboren. De negentienjarige Marinella, die pas een paar dagen met den veertigjarigen -dokter was getrouwd, was zijn eerste liefde. In het ziekenhuis, dat hij bestuurde, was zij verpleegster geweest : een arme, kleine, veel te weekhartige verpleegster met ongeschikte handen, met oogen die zich bij het zien van bloed direct met tranen vulden. De dokters hadden haar ternauwernood geduld ; haar collega’s hadden haar gehaat, misschien omdat zij zoo knap was, met haar natuurlijk-blonde Michel Angelo-lokken, die weerstand boden aan iederen dwang van een mutsje, en de zoo groote, blauwe oogen in het smalle, teere gezicht.
In zijn werk verdiept had Markus, die verlegen tegenover de vrouwen was, Marinella nooit opgemerkt. Doch op een keer, aan het bed van een jong meisje, dat zachtjes in haar bijzijn was ontslapen, begon Marinella hartbrekend te snikken, klemde zich vertwijfeld aan hem vast een arm, in een wereld vol afschuwelijke dingen verloren kind ! Van af dién dag hield Markus van de jonge Marinella. Met wijd-geopende oogen keek Marinella haar nieuwe bezit rond. Lieve hemel, hoe onbereikbaar had haar dit alles geschenen, deze villa en tuin, toen zij nog op haar kamertje zat onder de trap van het donkere huis zonder lucht. En naast haar een man, groot, slank, sterk, elegant .... Ze huiverde even en schudde haar hoofd, om het gedachtenbeeld te verdrijven van den man, die zoo heel anders was' dan haar echtgenoot, met de moede schouders van den geleerde, met zijn onverzorgde kleeren, zijn grijze slapen .... De toegangspoort tot de kleine villa ging open en op den drempel verscheen een oude huishoudster, die probeerde een kolossaal groeten St.-Bernardshond in toom te houden.
„Fiedo!” riep Markus en met een enkelen ruk bevrijdde het trouwe dier zich van de handen, die probeerden het tegen te houden. Van blijdschap luide huilend schoot het op zijn meester toe. „Genoeg, genoeg; Fiedo, anders stik ik nog !” weerde Markus hem lachend af. ~Luister liever naar wat ik je te zeggen heb ; hier is je meesteres; je moet van hadr net zooveel houden als ik. je moet haar op haar wandelingen vergezellen en beschermen. Begrijp je dat ?” Met een bijna menschelijke uitdrukking in de oogen keek de hond naar de jonge vrouw, op wier bloeiend meisjesgezicht plotseling een koortsachtige blos verscheen. ,Hemel.’ dacht Marinella in kinderlijken angst, .waarom kijkt dat dier mij zoo aan ? Het lijkt wel a150f.... a150f.... hij .... alles
begrijpt.’ „Alles” befeekende vele verwarde dingen, die men nauwelijks in woorden kon uitdrukken : het beteekende bij voorbeeld dat zij met Markus getrouwd was zonder van hem te houden alleen om van haar ellendig, druk en zorglijk leven af te zijn. Natuurlijk zij vereerde en bewonderde hem, was hem zelfs oneindig dankbaar maar van hem houden kon zij niet.
Ze deed eenige stappen in de richting van de villa, bleef toen echter als aan den grond genagöld staan. Fiedo, de groote hond met den menschelijken blik in de oogen, was dreigend gaan brommen. „Wees maar niet bang, Marinella !” stelde haar man haar lachend gerust. „Fiedo is de bewaker van mijn huis, en het is zijn plicht een beetje te grommen als er iemand naar binnen wil. Loop maar rustig door, ik houd hem wel vast aan zijn halsband ”
Zoo trad Marinella voor den eersten keer over den drempel van haar nieuwe huis begeleid door het dreigende gebrom van een hond. Weken en maanden verliepen, maar Fiedo wende niet aan zijn nieuwe meesteres .... „Je moet niet bang voor hem .zijn,” zei Marrus dikwijls tegen haar. „Streel hem maar eens, en leg je hand op zijn kop.” Maar reeds bij de eerste aanraking begon het dier te brommen en liet zijn tanden zien. .Honden begrijpen veel dingen beter dan menschen’- dacht Marinella.,Fiedo weet, dat ik niet van Markus houd, en daarom haat hij mij.’ Vaak vertelde Kathrein, de oude huishoudster, die reeds twintig jaar bij Markus in betrekking was, over Fiedo : hoe verstandig hij was; hoeveel.hij van zijn baas hield; over zijn bijna griezelige!) speurzin, die hem eens had doen ontdekken dat twee patiënten avonturiers waren ; en een anderen keer had hij .... en wéér een anderen keer .... Het oude mensvh was onuitputtelijk in verhalen, „Alleen de spraak mankeert hem . . . .” besloot zij iederen keer. Eenzaam vergingen de dagen voor de jonge vrouw : Markus had zijn drukke leven weer opgenomen, zijn heroïeken strijd tegen hel lijden en de smart. Hoogst zelden vond hij den tijd, thuis te eten, en vaak bracht hij ook de nachten buitenshuis door. Eén keer gebeurde het, dat hij plotseling eenige dagen op reis moest. Hij stuurde zijn assistent om het zijn vrouw mede te deden. De assistent was een jonge, forsche, elegante man met donkere oogen, die Robert heette .... Hij had veel gereisd, ging vaak naar den schouwburg, had er slag van, op onderhoudende wijze van allerlei dingen te vertellen, Na dit eerste bezoek kwam hij vaker bij Marinella, en langzaam, langzaam nam de geheimzinnige man uit haar meisjesdroomen zijn gestalte, zijn gezicht, zijn naam aan .... Haar eigen man zag zij steeds minder ; sinds er een epidemie was uitgebroken, sliep Markus nog slechts in het ziekenhuis ; hij vond nauwelijks den tijd om twee keer per dag met haar te telefoneeren, en iederen keer klonk zijn
stem heesch en vermoeid. „Hoe komt het, dat u steeds tijd vindt.om hier te komen ? Bentu dan niet in het ziekenhuis noodig ?” vroeg Marinella op een dag aan den assistent. „Al had de heele wereld mij noodig ik zou toch nog tijd vinden om hier te komen !” antwoordde de jonge man. Marinella kreeg een kleur. Waarom zei Markus nooit zulke dingen tegen haar ? Waarom droeg hij niet zulke elegante dassen, waarom liep hij niet zoo hoog opgericht, was zijn gang niet zoo vlot ? „De oude Kathrein sluipt altijd om je heen, alsof ze bang is je een oogenblik alleen te laten,” zei Robert op een keer somber. „We kunnen nooit eens ongestoord met elkaar praten. En ik zou je zooveel
te vertellen hebben.” Geen mensch ter wereld had ooit met zóó'n welluidende, vleiende stem tegen Marinella gesproken en haar daarbij aangekeken mei oogen die zóó naar liefde dorstten .... Eenige uren later liep Marinella met kloppend hart door den tuin en maakte met bevende handen met behulp van een roestigen sleutel het kleine hekje open in den zijmuur van den tuin, waar Robert volgens afspraak op haar wachtte. Hij had haar zien komen en leunde nu met zijn jonge, sterke handen op het hek, alsof hij het ijzer wilde breken om één oogenblik eerder bij haar te zijn. Maar plotseling wierp zich een groote, vormelooze schaduw op de jonge vrouw : Fiedo, de bewaker van het huis van Markus Verdiann ,;Help, Robert, help!” Marinella voelde een heftige pijn in haar arm en viel onder het
zware gewicht van den hond op dsn grond .... En in haar ooren klonk de stem van Markus : ~Fiedo is de bewaktf van mijn huis