gaarne naar hem. Niet lang zoude hij evenwel op St. Thomas blijven; reeds in Aug. 17 34 werd hij naar Duitschland ontboden. Het viel hem zwaar te gaan, doch ook nu gehoorzaamde luj om zijne betrekking als zendeling te verwisselen met dien van ouderling te Hernhut. Zoo vertrok Dober van St. Thomas; nauwelijks twee jaren was hij daar geweest, doch zija opofferende liefde en werkzaamheid geven hem met recht den naam van wegbaner der West-Indische zending, hoewel hij er verre vau geweest zou zijn dien naam op zich toe te passen.

Sedert 149 jaren nu is.deze zending blijven bestaan, en hebben de broeders Hernhutters met al hunne kracht voortgearbeid aan het heil der slaven. Nog één jaar dan vieren zij een jubeljaar. En wezenlijk het mag een jubeljaar heeten; want wat zijn de tijden veranderd, sedert de graaf van Zinzendorf, in 1739, de broeders Martin en Freundlich uit de gevangenis op St. Thomas kwam verlossen en hun rechten bij den Gouverneur bepleitte! In 1757 had St. Thomas reeds 936 volwassene gemeenteleden, wat zeer veel mag heeten; want de graaf Zinzendorf had streng verboden dat er iemand mocht gedoopt worden, die niet waarlijk bekeerd was. Later, sedert de inspectiereis van den Heer Watteville, ging men een weinig milder te werk en werden er met veel zegen Negerhelpers onder de zendelingen aangesteld.

Keeds eenmaal werd er een groot jubeljaar gevierd; het was in het jaar

1832 op den 21 Aug. De Negers hadden anderhalven dag vrij om dit heerlijke feest te vieren. De zendeling Klingenberg voerde in de open lucht het woord voor 10,000 saamgestroomde hoorders. Alles had mede willen werken ter eere van dit feest; de Gouverneur en de geheele blanke bevolking van Suriname wedijverde, om dit feest ter eere der honderd jarige zending zoo rijk mogelijk te doen worden. Wel een bewijs van welken invloed de zending der Hernhutters op de slavenbevolking geworden was. Allen moesten dit erkennen. Ook de overgang in de dagen der vrijlating der slaven vond op St. Thomas en andere eilanden, waar de Hernhutters arbeiden, veel geleidelijker plaats dan elders. Keeds gedurende tientallen van jaren was de behandeling der slaven op de Deensche eilanden zoo weinigdrukkend, dat de Negers gering vreugde aan den dag legden voor de aanstaande verandering. Zelfs was men over de bepaling, dat alle kinderen, die van den 28 Juli 1847 aan geboren werden, vrij zouden zijn, en de slavernij eerst na 12 jaren geheel zoude ophouden, niet weinig geraakt, immers alles zou daar als van zelf gegaan zijn. Nogthans had de oproerige bevolking van andere eilanden ook invloed op de Deensche bezittingen, maar daar er hier goede orde geheerscht had en doeltreffende maatregelen genomen werden herstelde alles zich spoedig. De deensche regeering gaf de scholen geheel over in handen der hernhuttersche zendelingen. In 1849 werd er een bepaling ten uit-