Over heer Goossen van Daellen, dien we in den aan vang der zestiger jaren als Wichmonds pastoor ontmoeten, wordt ons nog bericht, dat hij in 1574 daar nog op zijn post stond, toen een vast inkomen had van ongeveer honderd gulden Geldersch, en gehouden was op Zon- en feestdagen de H. Mis te zingen alsook te prediken. Wel moest hij nog een H. Mis doen op Vrijdag van elke week, doch niet krachtens zijn herdersambt. Zijne kerk bezat toen een jaarlijks inkomen van gelijke honderd gulden, maar stond telkenjare voor erge kosten. Kerkmeesters in dien tijd waren Gerard Tzelle en Willem Kuyser, die hier voren reeds werd vermeld; als koster diende Derk Peys. i)

De moeilijkheden, waartegen Wichmonds kerk had te worstelen, hebben, naar ’t schijnt, vooral bestaan in den strijd tegen den toenemenden drang van den IJsselstroom. Toen straks de mannen der »Christelijke Historie” ook te Wichmond het heft in handen kregen, bezweek de afgetobde weduwe: zij werd neergeworpen door den vloed, die haar ondermijnde en in ’t eind geheel wegvaagde. In Lindeborns tijd (1670) was dit reeds een feit, voor lange jaren geschied.

Die aan de oude achtbare Moeder getrouw bleven zochten hunne hulp bij de schuilende priesters, waarvan één in later en tijd op het huis te Baak zijn vaste stede erlangde: zij die bij de »Christelijke Historie” zich hadden aangesloten, namen hun toevlucht tot de kerken van Steenderen, Hengelo, Vorden en Warnsveld, doch wisten uit de goederen hunner voormalige kerk zooveel te behouden, dat het later een vast inkomen van

1) Hattink, Acta Visitat. Dioecesis Daventr., bl. 48 -9.