nadat de toestemming des pateers Mense van Flengele daartoe was verkregen. Hij bepaalde, dat de vicaris zou verplicht zijn tot drie H. Missen ter week, en op verlies van zijn beneficie binnen Wichmends kerspel zijn verblijf meest houden. In de herderlijke zorgen mocht de vicaris zich niet mengen zonder verlof des pastoors en aan dezen zou hij alle offergaven moeten overreiken, ook verder naar behooren hem onderdanig zijn. De vergeving dezer vicarie behouden de stichters aan zich en hunne opvolgers. Zij vragen aan bisschep Roelof van Diepholt de bekrachtiging hunner stichting en dragen tot eersten vicaris voor den heer Johan Timpe klerk van ’t bisdom Utrecht. Gegeven onder hun aangehangen zegel den 25 September 1444/5. Den eersten October 1445 bekrachtigde bisschep Roelof de stichting en stelde den voorgedragen klerk Johan Timpe tot eersten vicaris aan. (Bijlage III.) Op Sint Antonis-dag van het jaar 1459 waren de echtgenoten, stichters der vicarie, nog in leven en verrijkten toen den bruidschat van deze met den El oemendaels-tiend, i)

Een eeuw later bediende Johan Holsten deze vicarie en op den eersten van Wintermaand des jaars 1562 belegde hij bij de gebroeders Gijsbert en Steven van Achtevelt ten bate zijner vicarie tegen zes ten honderd eene som van 200 goudgulden, deze vestigend in hun goed Pelskamp, onder Idnde in het kerspel van Vorden gelegen. Wordt de som ooit gelost, dan moet ze ten bate der vicarie op nieuw worden belegd en wel tot »eine ewige memorie, aelmisse ind seckere Missen in »die weke ind andere Gaetz-dienst, luet der fundatiën »dairvur toe doen ind celebreren vur zelige Berndt

1) Zie lyindeborn, Historia Episcop. Daveutr., bl. 233.