had toen tot zielzorger den priester Menso van Hengelo, voor dezen ook vicaris der Bartelmees-vicarie in de kerk van St Walburg te Zutphen. Pastoor te Wichmond geworden trachtte hij gemelde vicarie mede voor zich te behouden. Hieruit ontstond een rechtstrijd tusschen gemelden heer pastoor en Zutijhens eerwaardig kapittel, een strijd die lang aanhield en eindelijk op 7 Juli 1445 werd geslecht door de scheidsrechterlijke] uitspraak der heeren Mr Gerrit van Randen, groot-vicaris van bisschep Roelof van Diepholt, en Sweder Luning, rechter-plaatsvervanger des proosten van Deventer. Zij beslisten, dat de vaste inkomsten der voornoemde vicarie niet door heer Menso konden genoten worden, zoo lang hij in eigen persoon de kerk van Wichmond bestuurde; dat hij dus ten onrechte in verzet was gekomen tegen gemeld kapittel, toen het die inkomsten voor zich ineischte. Om bijzondere redenen echter werd den heer pastoor vergund, dat hij de tot dusver genoten vruchten, op een kleine uitzondering na, mocht blijven behouden. De gerechtskosten aan beide zijden te deelen. Tot den eersten October aanstaande zal den heer Menso de vrijblijven tusschen de bediening zijner pastorie of der besproken vicarie. (Bijlage IV.) Wij vermoeden dat, bij de keus, van de bedoelde vicarie werd af gezien, omdat op 25 September 1445 genoemde heer, zonder eenige beperking, als pastoor van Wichmond wordt vermeld.
Het gold toen de stichting der eerste en eenige vicarie, welke Wichmonds kerk ooit heeft bezeten. Wel heeft J. Lindebom •) 1404 als stichtingsjaar opge-
1) Historia Episcopatus Daventrieiisis, bl. 233,