heiligdom den allerheiligsten Verlosser toe te wijden. Althans op 29 Juni van gemeld jaar ontving vader Liudger hier ter plaatse van Oodhelm Oodwerkszoon eene sehenking van drie hoeven, te Oeken onder Brammen, te Mander in Twente enz. gelegen. De schenker hield het vruchtgebruik den duur zijns levens zich voor, en bestemde zijne gift uitdrukkelijk ter eere van de H. Relieken, door Liudger aan Wichmond verleend, en ten bate van Gods dienaren hare hoeders. Bij een latere aanwezigheid van den Heilige, op 9 Juni 799, werd deze schenking hernieuwd, naar het schijnt om uitdrukkelijk te vermelden, dat Oodhelms gade, de vereerde Theodlinde, ook voor den duur van haar leven, het vruchtgebruik moest behouden.
Ons wil dunken, dat we dit eerste heiligdom te Wichmond slechts voor een zoogenaamde noodkerk moeten houden. Want op 16 September van het eeuwjaar 800, toen de man Gods weer alhier verwijlde, schonken de erven en magen Reginald, Folchard, Gerhard, Wifil en Helmbert aan hun eerwaardigen vader eenen akker ter noordzijde gelegen aan de gronden, weleer door graaf Wrachar geschonken, om op dien akker voor goed eene kerk te bouwen. Hel schijnt echter dat de eigenlijke sch<;nking reeds vroeger was geschied en dat de oorkonde ten bewijs ervan werd opgemaakt ter gelegenheid van een nieuw bezoek, door den Heilige aan Wichmond gebracht. Want op zijn minst moest men toen reeds bezig zijn met den bouw der eigenlijke kerk; hoe anders te verklaren, dat eene oorkonde van 26 Augustus 801, aan Liudger goederen schenkend onder Engeland op de Veluwe gelegen, werd opgemaakt bij de Salvators-kerk te Wichmond?
Omstreeks dezen tijd kwam ook de vrome Raadald
archief XXVII.
15