begin der ig*'® eeuw werden de laatste kloosters dezer Vereeniging opgedoekt, waaronder wij ook Frendeswege bij Nordhorn aan treffen.
Het Windesheimsche streven naar eenvoudigheid bracht mede geen proosdijen of abdijen in de Vereeniging op te nemen, zoodat de overste van hun kloosters steeds den naam van prior moest aannemen, en niet gelijk vroeger proost of abt. De algemeene overste heette prior superior. Daar ieder klooster vrijwel op zichzelf stond, moet het geen bevreemding wekken, wanneer de inwendige inrichting overal niet dezelfde was. 1) De uitbreiding der Vereeniging geschiedde op twee manieren: i“ bij splitsing der oorspronkelijke kloosters; 2“ bij hervorming, terwijl dan een paar broeders naar eene reeds bestaande inrichting werden gezonden om daar eenigen tijd te vertoeven of voor altijd te blijven.
Maar genoeg; deze beperkte mededeeling moge voldoende zijn ter inleiding van eenige oorkonden, welke hieronder volgen. Alle hebben betrekking op een der kloosters van Windesheim. Zij zijn afkomstig uit de verzameling van pastoor A. te Welscher z.g., die ze vooral op Munsterschen bodem heeft vergaderd. 2)
1) Alles genomen uit: Het klooster te Windezheim en zijn invloed door J. G. R. Acquoy. I bl. 96. II bl. 9, 10, ii, 65. 111 v. V. enz.
2) Op aanraden van mijn meester en vriend J. H. Hofman, die deze oorkonden reeds als kapelaan te Gendringen voor pastoor A. te Welscher copieerde, geef ik ze in het licht. Voorzeker een goede raad.
Bedenk eens: voor een dertig jaren wisten de papiermakers te Vaassen van de oude perkamenten lijm te vervaardigen, waarmede het papier doortrokken moest worden, opdat het bij het beschrijven niet zon vloeien. Ook de prachtige zegels benutten zij: de groene was bekend als heelzalf!