gewezen, om aan armenzorg, hare dienstmaagd, de leiding der dingen over te laten. Eindelijk echter deed de natuur hare rechten weer gelden. Doch eer we hiervan gewagen, moeten we nog een andere zijde van het leven gadeslaan, een blik werpen op het hoogere leven.

Vriendschap en broedermin is de vrucht der liefde; maar deze komt voort uit God, de bron van al. Daarom zocht de broederschap hare hulp bij den godsdienst en zorgde voor openlijke godsdienst-oefening in de kerk te Vleuten.

Doch een nieuwe leer dook op en verwekte geweldigen storm, een storm der razernij, die hier te lande vooral woedde in Oogstmaand van ’tjaar 1566, ja, maar ook later hier en ginder weer opstak. Op of om St Marcus van het volgend jaar was de kerk van Vleuten de prooi zijner woede. Toen viel het volk van Brederocle over het weerlooze dorp heen; zij braken de kerk open, stormden los op de altaren en beelden, verbrijzelden alle geschilderd glas en pleegden schennis der H. Sacramenten. Doch Alva kwam en bezwoer de wilde razernij : God en godsdienst mochten, in Vleuten althans, nog een dozijn jaren met rust in hun heiligdom vertoeven. Maar de tweede helft van Louwmaand des jaars 1579 bracht ondergang en dood in de verraderlijke Unie van Utrecht. Met geweld werd nu het Calvinisme ingevoerd en de Katholieken met alle mogelijke list en kracht onderdrukt. De steden gingen voorop; het platte land volgde, hier met sneller, ginds met trager pas.

Na een groot dozijn jaren, in den herfst van 1593 wordt van Calvinistische zijde ons over Vleuten gemeld: „De kercke leyt geheel in ’t wilt ende is noch vol