kamer van de Grafelijkheidsdomeinen gewend, om een groote streek land, bestaande uit moerassige en uitgedolven plaatsen, vulling en verlaten venen, die meestal niets anders dan biezen en heide voortbrachten, ter bebouwing geschikt te mogen maken. Dit verzoek werd ingewilligd en reeds in 1634 konden de akkers gekaveld worden en ontstond het dorp ’s Graveland. Ook Hooft had in de uitvoering van dit plan een werkzaam deel [Archief I. 273).

Dit alles werkte natuurlijk bijzonder gunstig voor onzen ijverigen Missionaris Mr. Barthold, die met eene, toen in deze gewesten niet gekende, vrijheid zich bewegen en door zijn persoonlijken invloed de katholieke belangen bevorderen kon. Daarbij kwam nog, dat niet alleen de geheele bevolking, gelijk we zooeven reeds gezien hebben, maar ook de burchtvrouwen van Ankeveen, namelijk de Juffrouwen Schaeck aan het voorvaderlijk geloof getrouw waren gebleven. Deze burchtvrouwen brachten later door aanhuwelijking de heerlijkheid van Ankeveen aan het adellijk en eveneens katholiek gebleven geslacht „de Wael” of „de Walé”, hetwelk zeer oud en van vlaamsche afkomst is; men vindt er, diewatergraven van Vlaanderen genoemd worden (Navorscher X. 206). Omstreeksch 1540 kwam deze familie uit België herwaarts; zij voert als wapen drie gouden meerlen op azuur, geplaatst 2 en 1. Onder de „De Walen”, die met de adellijke geslachten der Wuijtiersen, Cromhouten en Alkemaden vermaagschapt waren, treft men Protestanten en ook eenige Jansenisten aan, doch vooral veelvermogende Katholieken.

Van deze laatsten vinden we hier als Heer van Ankeveen vooreerst: Jan de zoon van Jan Bapt, de Walé en Eva Wuijtiers (wien Vondel in 1667 zijn