.stukken zich vooral bewegen, kunnen wij den lezer meedeelen, dat genoemde heer, te Arnhem geboren, een zoon was van Frans Hoefsmit, uit wiens eersten echt hij met twee zusters. Jutte en Nuesken, was gesproten. Een dezer werd de eehtgenoote van Jan van Dans, in 1591 burgermeester, in 1588 en 1597 schepen te Arnhem, wiens zoon Derck in November 1596 in het huwelijk trad met Elsehee, dochter van zaliger Gerrit van den Bergh uit Nijmegen bij Anneken van Hoeckelom Arendsdr., toen in tweeden echt verbonden met Willem Sluysken, „griffier ’s Hoves van Gelre.” Uit het tweede huwelijk zijns vaders had heer Albert een -halfbroeder Derck Hoeffsmit, op 28 Sept. 1591 te Arnhem overleden, en meerdere zusters. In Augustus 1559 toen Frans Hoeffsmit, de vader, aan Johan Olthoff en diens huisvrouw overdroeg zijn „huys ende hoffstadt . . . gelegen in der Ketelstraeten” en „achter Marienborch utghaende”, belend ter eene zijde door het erf „der wed® Putmans”, ter andere door dat van „Gijsbert Spoirmaicker”, op 29 Aug. van dat jaar was de zoon reeds mondig en onderteekende mede de acte van overdracht als: „Here Aelbert Hoeffsmyt.” Deze handteekening, zooals zij daar staat, zegt ons dat de onderteekenaar toen reeds tot den geestelijken stand behoorde en laat vermoeden dat hij mede reeds lid was van Sinte Walburgs kapittel te Arnhem, waarin wij hem straks aantreffen naast den deken Hendrik Kunretorf en de kanunniken Berend van den Holt, Evert van Huessen, Hendrik van Schevichaven, Johan Kreyvenger, Jacob van Wagesfelt en Floris van Baussele. In December 1571 viel op hem de keuze zijner medebroeders, die hem tot rentmeester des kapittels van Sint Walburg benoemden,—