Laten we flians van „Utrecht als muziekstad” afstappen en eens zien naar een ander terrein, waar Utrechtsche burgers hun sporen hebben verdiend.

De vele kerken en fraaie oude gebouwen bewijzjen, dat Utrecht Bouwmeesters heeft gehad, waarop wij trotsch mogen zijn. Een enkele werd reeds genoemd. Natuurlijk mogen wij niet-vergeten den naam te noemen van Willem van Noort, beeldhouwer en stads-architect uit de 16e eeuw, die in 1574 een prachtigen gevel maakte voor het toenmalige stadhuis. Helaas is dit oude stadhuis door een ondankbaar nageslacht in 1824 afgebroken en vervangen door het stugge bouwsel, dat wij nu op de Stajdhuisbrug kennen en dat alleen bij illuminatie een lust is voor de oogen.

Neen, de 19e eeuw is op de meeste gebieden van kunst weinig vruchtbaar geweest en heeft eigenlijk meer aan vernieling en ontsiering van oude bouwwerken gedaan dan aan het scheppen van nieuwe. Ook onze oude vestingwerken en poorten vielen in handen van sloopers en ware J. D. Zocher er niet geweest, de tuin-architect (van afkomst Haarlemmer) om inplaats van de bolwerken onze mooie singelplantsoenen aan te leggen, men zou nog heden ten dage het vandalisme van de vorige eeuw moeten verfoeien. Den laatsten tijd wordt gelukkig de edele bouwkunst in Utrecht weer in positieven zin beoefend. De prachtige oude gebouwen die we rijk zijn, de sierlijke huizenblokken uit vroeger eeuwen, zooals b.v. de vrij'woningen aan de Agnietenstraat, leggen het tegenwoordig geslacht verplichtingen op. Gelukkig komen enkele mannen ze na. We denken aan Dr. Ir. G. W. van Heukelom, den schepper van het nieuwe Staatsspoorgebouw, den zeer’ modernen en origineelen G. van Rietveld, die verrassende winkelpuien maakt en de bouwer is van het merkwaardige huis aan de Prins-Hendriklaan; voorts aan den gemeenteardhitect Ir. Planjer, bouwer van woning-complexen aan het Ondiep en van verschillende schoolgebouwen in onze gemeente; Willem Maas, die in den scholenbouw verschillende nieuwe denkbeelden verwezenlijkt en aan A. Kool, die o.a. de nieuwe Zuiderkerk voor de Gereformeerde Kerk ontworpen heeft. Op het gebied van de binnenhuiskunst hebben Ir. S. van Ravesteyn en Kees Kuiler zich naam gemaakt.

De Hollandsche Letterkunde heeft vrijwel nimmer haar groote paladijnen in Utrecht gezocht; er zijn teekenen die er op wijzen, dat het den laatsten tijd gaat veranderen. In de 15e eeuw bevond zich in Utrecht de vrouwenfiguur van Zuster Bertgen, die zich 57 jaar liet opsluiten in een kluis terzijde van de Buurkerk en die in haar diepe eenzaamheid geestelijke liederen en mystiek proza schreef van ongewone bekoring. Uit de 17e eeuw noemen we Mej. Anna Maria Schurman, een zeer geleerde vrouw, speciaal beroemd om haar talenkennis, die geestelijk verkeer had met de grootste mannen van haar tijd, o.a. met den Utrech'tschen theoloog Gijsbertus Voet (Voetius).

De moderne literatuur heeft enkele pioniers in Utrecht, speciaal uit Katholieken Kring, o.a. Jan Engelman en Alhert Ktiyle (Louis Kuitenbrouwer). Een bekend en geliefd auteur van kinderverhalen is W, G. V. d. Hulst.

Slaat Utrecht op het terrein der letterkunde geen al te schitterend figuur, des te meer betee-

kent onze stad op het gebied der wetenschap in het algemeen, pp dat der exacte in ’t bijzonder. Haar Universiteit is op het oogenblik misschien de grootste van ons land, tegelijk een van de invloedrijkste, terwijl aan rijkdom van onderwijsinrichtingen van allerlei aard Utrecht niet ge-

makkelijk haar weerga vindt. Uit de kringen der Theologen komt allereerst Voetius naar voren (gest. 1676), die nog lid is geweest van de Dordtsche Synode, waar hij tot de heftige bestrijders van de Remonstranten behoorde. Hij was een man van universeele ontwikkeling, de „vader der Gereformeerde Kerk op dogmatisch, kerkrechterlijk en practisck gebied”, maar zijn bijnaam de „Utrechtsche Paus” duidt er op, dat hij moeilijk een andere meening naast zich kon dulden, dan die hij uit den Bijbel als de ware had leeren kennen. '

Uit een heel anderen tijd en van een gansch andere makelij is de theoloog J. J. P. Valeton U849—1912), die tot de groote leiders van de z.g. „Ethische" richting behoort. Dat deze richting in de Utrechtsche hoogleeraarswereld ook thans nog kwalitatief goed is vertegenwoordigd bewijzen mannen als Obbink, Cramer, Van Rhijn en Brouwer. Naast hen noemen wij de Geref. theologen Hugo 'Visscher en Noordtzij, terwijl de rustende hoogleeraar Cannegieter een merkwaardige representant is van de moderne theologie. 'Van de vorige theologengeneratie’s komen de namen Oosterzee, Bal jon, Daubanton en Van ‘Veen in de herinnering en, last not least, Nicolaas Beets, die in zijn Leidsche Studentenjaren al vermaard was door zijn „Camera Obscura” (geschreven onder het pseudoniem Hildehrandt).

Het spreekt welhaast vanzelf, dat Utrecht ook menig beroemd kanselredenaar en predikant binnen zijn muren heeft gehad. Het zal enkele hoogbejaarden wellicht nog Iftugen, dat wijlen Dr. Abr. Kuyper den kansel in den Dom beklom; het laatste kwart der 19e en de eerste decenniën der 20e eeuw zijn ondenkbaar zonder 'de markante van A. W. Bronsveld, terwijl onmiddellijk naast hem wijlen Ds. Jonker en de thans in Bilthoven wonende Ds. Gunning genoemd moeten worden. Namen als Amorie v. d. Hoeven en Bitter (de laatste ook gedurende een aantal jaren hoogleeraar in de wijsbegeerte) blijven, speciaal onder de Remonstranten, voortleven terwijl in de religieuse wereld van thans figuren als Justus Tal ((Opper-rabijn), Dr. v. Holk (Remonstrantsche Gemeente) een vooraanstaande plaats innemen.

Dit artikel zou natuurlijk niet volledig zijn zonder den naam van Mgr. van de Wetering, den Aartsbisschop in het Aartsbisdom Utrecht, die onnoemlijk veel gedaan heeft en nóg doet tot bevordering van het R. K. leven op velerlei terrein wij denken aan de Sociale Actie, aan het Sint Anthonius Gasthuis, etc.

De heer ir. J. J. L. Smits, directeur der Elect. Centralei v_

Noemden wij zooeven Bitter als theoloog en als filisoof, de beoefening van de Wijsbegeerte in ons land heeft gedurende een groot gedeelte der 19e eeuw krachtige invloed ondergaan van de onvergetelijke figuur, die Opzoomer geweest is.

Hebben wij de 19e eeuw al eens minder vriéndelijk beoordeeld zij heeft in de Natuurwetenschappelijke vakken dingen tot stand gebracht, waarvan vorige eeuwen nimmer hebben gedroomd. Ook Utrecht heeft beoefenaars van deze vakken voortgebracht, die door volgende geslachten nog met eerbied zullen worden genoemd.

De heer Wout Buitenweg, Utrecht's meest populaire voetballer.

Wij wijzen op F. C. Donders, den onvergetelijken stichter van het Gasthuis voor Ooglijders, voor wien terecht een standbeeld is opgericht aan het Janskerkhof; op C. H. Buys Ballot, grondlegger van de nieuwe meteorologische wetenschap

en van het bekende weerkundig instituut te De Bilt; op A. A. W. Hubrecht, den beroemden dierkundige, leerling van P. Harting; op C. Winkler, die als hersen-anatoom en psychiater wereldvermaardheid heeft. En als we zien naar de mannen èn vrouwen die op ’t oogenblik de leergierige jeugd in de beginselen der wetenschap inleiden, dan zijn er verschillende, die het buitenland ons benijdt, zooals Eykman, Boeke, Went, E. Cohen, Ornstein. Het afscheid van Prof. Zwaardemaker ligt nog versch in het geheugen.

In de taalwetenschap deiïken wij aan wijlen Prof. Frantzen, aan Galand, v. Hamel, de Vooys; in de geschiedenis aan Bolkesteyn en Kernkamp; in de rechtsgeleerdheid aan D. Simons, den beroemden strafrechtkenner, die pas eenige maanden geleden de Hoogeschool heeft verlaten; aan Naber, den grooten kenner van het Romeinsch recht, die sinds eenigen tijd is afgetreden en aan heim die voor enkele jaren Utrecht heeft verlaten, maar die in het openbare leven der stad een rol van beteekenis heeft vervuld en op het gebied van het Volkenrecht gewichtig werk heeft- volbracht; Prof. de Louter.

Menig hoogleeraar vervult ook buiten zijn docentschap functie’s, die het welzijn van de stad kunnen bevorderen. In dit verband denken wij o.a. aan Prof. Vogelsang, den kunsthistoricus en adviseur in aangelegenheden van stadsschoon. De naam van Mr. S. Muller Fzn. mag hier evenmin vergeten worden. Als archivaris heeft hij onze gemeente onschatbare diensten bewezen. De bouw van het Centraal Museum is in zeker opzicht de bekroning van zijn levenswerk. De huidige Directeur van dit museum is Dr. Schuylenburg. Nu we van de historie van Utrecht spreken, denken we odk aan Dr. Bannier, oud-Voorzitter van de Vereeniging „Oud-Utrecht” (gesticht op initiatief van den Burgemeester) en aan C. W. Wagenaar, die met vele anderen bezig zijn om de mooie geschiedenis van onze oude stad krachtiger tot haar tegenwoordige burgers te doen spreken.

In de studentenwereld, die in onze stad gelukkig nog al eens gunstig van zich laat spreken, neemt de rector van het U. S. C., graaf Bentinck een belangrijke plaats in.

Geleidelijk zijn we genaderd tot de mannen en vrouwen die het openbaar welzijn van onze gemeente in allerlei opzicht hebben gediend. Van hen die aan ’t hoofd van onze stad hebben gestaan, zullen enkelen tot in lengte van dagen genoemd worden als stuwende en scheppende krachten. Voor de meeste Utrechtenaren blijven hun namen alleen voortleven in straatnamen, zooals Booth en Moreelse, maar het mag hier toch wel even worden gereleveerd, dat de laatste in de 17e eeuw er met ongewone energie naar heeft gestreefd van Utrecht een koopmansstad te maken, zooals zij het in de middeleeuwen was, een geheel nieuwe stad, westelijk van de oude stad, aan te leggen en vervolgens Utrecht een directe verbinding te geven met de Zuiderzee!

De man, die deze plannen het sterkst propageerde, maar ze tot in het fantastische overdreef, was de bizarre jonker Everard Meyster, dezelfde die de befaamde Amersfoortsche kei op haar plaats bracht en die in de z.g. „Krakeling” op den hoek van de Keistraat en Achter St. Pieter, heeft gewoond. De grillige versiering van den gevel is natuurlijk zijn werk en de naam van de woning is te danken aan een ijzeren krakeling, die vroeger de belletrekker tooide. Ook het landhuis „Oog in .41” is op zijn initiatief gebouwd.

Op veel reëeler basis stonden de plannen van den Burgervader, wiens naam nog door geen enkelen Utrechtenaar vergeten kan zijn, Dr. Reiger, wiens blik, énergie en liefde voor de stad, hem hebben gemaakt >tot den grondlegger van Utrecht in den zin van „moderne groote stad". |-l

Wie thans door Utrecht’s straten wandelt en den breeden verkeersweg bewondert, die het Centraal-Station met het Wilhelminapark verbindt, moge be. denken, dat deze nog niet geheel vol-

tooide boulevard in beginsel het werk is van den genialen magistraat, wiens nagedachtenis o.m. wordt geëerd door het monument aan den ingang van de Msliebaan.

Andere personen rijzen naast hem voor ons geestesoog op; de kantige, ongema'kkelijke Van Bolhuis, die, naast zijn ambt in het Hoog Militair Gerechtshof, al zijn tijd wijdde aan het welzijn der stad; de pittige, welsprekende Van Zijst, die als

wethouder zijn sterken rug zette onder de jaarbeursplannen en die de stichter genoemd mag worden van het vaste gebouw; de strijdvaardige en volhardende Van Engen, die in zijn wethoudersschap den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst zooals die thans werkt, in ’t leven heeft

geroepen; Dr. Jan van Leeuwen, de intelligente leider van de moderne arbeidersbeweging in onze stad.

Het onmiddellijk verleden brengt ons als van zelf naar het heden en wij zien aan ’t hoofd van onze gemeente den door alle partijen geëerden Dr. J. P. Fockema Andreae, die indertijd als ambtenaar ter secretarie door Reiger werd „ontdekt”, die zich in minder dan geen tijd tot een deskundige maakte op ’t gebied van stedenbouw en onder wiens verstandig, onpartijdig en vooruitziend bewind wij niet alleen de moeilijke oorlogsjaren zijn doorgekomen, maar bovendien aan alle kanten uitbreiding en vlucht beleven al maakt de noodzakelijk geworden bezuiniging de laatste jaren iedere expansie welhaast onmogelijk.

Mr. P. G. H. Dop, voorzitter der Utrechtsche Handels sociëteit.

Als wethouder werken naast hem in het Dagelijksch Bestuur van de gemeente de heeren Smulders (Volkshuisvesting), Mr. de Boer (Onderwijs) en Financiën), Botterweg (Bedrijven) en Dekker (Maatschappelijke Zaken), en als gemeente-secretaris Mr. de Lange.

In den gemeenteraad treden mannen ais Swane, Reynders, Frijda, Meyer, Vermoeten, Oomen het meest op den voorgrond, (tot voor kort ook Mr. Van Lier), terwijl van de hoofdambtenaren, bedrijfsdirecteuren, etc. Ir. Smits (Lichtbedrijven), Ir. Holsboer (Gemeentewerken), Dr. Schuckink Kool (Gem. Geneesk. Dienst) naar voren komen. De Hoofdcommis-

saris van Politie, de heer Schuitemaker, en de Commandant van . het Brandwezen, de heer Vleming, zijn figuren, die een leidende rol vervullen in het belang van onze veiiighciu. Naast hfln mogen wij noemen den Inspecteur voor het verkeer, den heer Weyburg. Op verkeersgebied, speciaal van motorrijtuigen, zijn de heeren Van Wijngaarden en Van Rees steeds met ijver in ’t belang van onze geheele provincie werkzaam.

De drie Gebroeders Minnes! Boven: Cor, voorz. van U. Z. C„ links: Arend, trainer van U. Z. C., en rechts: Herman, een onzer beste tva-

'Kolonel Bueno de Mesquita, Commandant van het Regi-

ment Genietroepen, zien wij immer bezig om het contact tusschen militairen en burgert krachtiger te maken.

In het Provinciaal Bestuur zijn onder den aristocratischen geest die Dr. s’Jacdb is, en met steun van den Griffier der Staten, Dr. Quarles van Ufford, mannen werkzaam als: Van Andel, Kettlitz, Weykamp, Van Spanje, De Vink en Beaufort, Mevrouw s’Jacob beweegt zich gaarne op het gebied van liefdadigheid en zending, terwijl zij het is die leiding geeft aan het Comité dat zidh in onze stad gevormd heeft tot het aanbieden van een huldeblijk aan H. M. de Koningin-Moeder, ter gelegenheid van haar 70sten verjaardag.

De laatste jaren wordt Utrecht, naast een stad van wetenschap en cultuur, meer en meer een centrum van handel en industrie. Ontelbaar groot zijn de instituten en vereenigingen, de mannen en de ondernemingen, die' in dit opzicht de welvaart van onze gemeente en haar bevolking bevorderen. Wie denkt er niet aan Werkspoor met haar Directeur Ir. Damme, aan de groote fabrieken van De Muinck Keizer, aan de Utrechtsche Asphaltfabriek, aan Jaffa (Directeur Ir. Müller), aan de Beenzwartfabriek, onder directie van den heer Muller, aan de Korenschoof, met haar Directeur den heer Ten Bosch, aan de Electrische Apparaten fabriek (Bicardo), de Nieaf (Wouda),

terpolo-spelers. aan den Fouragehandel van Hooghiemstra; wie denkt daarnaast niet aan de groote bankinstellingen en aan scherpzinnige financiers als Kol, Waller, Van Tienhoven, Hammacher, Van Walree, Wildschut, Bink en Bisselade. Bekende winkelzaken als die van Hoying, Beynders, Gerbrands. Harte, Oosthoek, Corn. Begeer, Bosch Honing, v. d. Sand, Jos. ten Berg, zouden naast de groote filialen die landelijke ondernemingen hier gesticht hebben (de groote kleedingmagazijnen b.v.), moeilijk in het stadsbeeld gemist kunnen worden. Utredht telt ook eenige uitgevers van naam als: Kemink, Bruna en W. de Haan.

De Steenkolenhandelsvereeniging, groot gemaakt door wijlen Van Beuningen, aan wien Utrecht zeer veel te danken heeft, behoort tot de bloeiendste ondernesmingen in ons land. Thans berust de leiding bij de heeren W. van Beuningen en Van Fentener van Vlissingen.

De laatste is op het oogenblik tevens de scherpzinnige en energieke president van het Jaarbèursbestuur, naast wie onmiddeUyk genoemd moet worden uè »e?r Graadt van Roggen, secretaris-generaal van dit voor Utrecht s toeKuiusi zoo uiterst gewichtig instituut.

Mgr. H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht.

Aan ’t hoofd van de gereorganiseerde Kamer van Koophandel staat op het oogenblik de heer G. Serton, die onlangs zijn 3d-jarig raadslidma'atschap herdacht, terwijl voorzitter van de Handelssociëteit is Mr. Dop.

De populaire figuur van Jos. ten Berg is voorzitter van de Utr. Handelsvereeniging, terwijl de heer Van ’t Hullenaar het presidentschap vervult van de Leo-vereeniging.

Ir. Noome is, naast Ir. Smits, Directeur van het

Stroomopwekkingsbe drijf van provincie en gemeente aan het MerwedekanaaL Utrecht telt ook onder haar burgers den Directeur van de Nederl. Spoorwegen, Ir. J. A. Kalff, evenals den Directeur van de Rijksmunt, Dr. C. Hoitsema. De laatste heeft indertijd veel gedaan als raadslid en zet thans zijn sterke schouders onder het noodlijdende U.S. 0., terwijl hij mede de ziel is geweest van de verbetering van het Bartholomeus- Gasthuis en de stich- L ting van de gasthuizen St. Agnes en Leeuwenburg aan den Pelmolenweg.

In het publieke leven speelt ook de Hoofdredacteur van het „Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad”, Dr. P. H. Bitter Jr., een rol van beteekenis.

Vakvereenigingsleiders van de bovenste plank telt Utrecht in mannen als: v. d. Born, Ruppert, Kruithof en Amelink.

Wie het openbaar welzijn bespreekt en aan het sociale werk denkt, raakt vanzelf ook aan het terrein van Armenzorg en noemt dan natuurlijk den volijverigen secretaris van den Armenraad, Dr. Adriani en niet het laatst Mevr. Muller-Lulofs, die stille, rustige, maar doortastende leidster van de Vereeniging tot verbetering van Armenzorg, een

vrouw, die in de Utrechtsche samenleving op de haar eigen bedaarde wijze ontzaglijk veel heeft gedaan.

In de vrouwen-beweging zullen de namen Clara Wichmann en Mej. Naber altijd met eere worden genoemd.

We hebben het terrein van de sport nog niet betreden. Toch kunnen we het sportveld niet zonder meer voorbijloopen, vooral daar Utrecht ook hier tal van haar burgers tot een landelijke en soms zelfs internationale bekendheid heeft zien groeien. Uit de voetbalwereld denkt men allereerst aan Wout Buitenweg, die meermalen met succes de Óranje-kleuren op internationale wedstrijden heeft verdedigd en tot onze populairste voetballers behoort.

Op de tennisbaan hebben de jon-

ge Timmer, de Gebr. Bryan en Mevr. Stroink zich een internationale positie verworven. De zvvemsport heeft in de gebroeders Minnes een paar Utrechtsche vertegenwoordigers van de bovenste plank.

De heer Prof. Dr. C. Winkier, oud-hoogleeraar i.d. psychiatrie.

De heer F. H. Fentener v. Vlissingen, voorzitter van het Jaarheurs-Bestuur.

UUVeiISLC pittlliV. In de damsport heeft de familie Hoogland een meer dan locale vermaardheid en een van hen heeft zelfs eenige jaren achtereen den titel van

Wereldkampioen gevoerd. Tot de bekende Nederlandscbe schakers behoort nog altijd Dr. Olland, die jaren geleden ook op internationale schaaktournooien een gevreesd tegenstander was, terwijl de heer J. H. Goud, schaakredacteur van het „Utr. Dagblad”, die op vele schaakwedstrijden in ons land prijzen behaalde, hier met eere mag genoemd worden.

Geschilderd portret van wijlen Dr. Beiger, in leren bnrgeineesler van Utrecht.

Hebben we nu nog vooraanstaande en bekende figuren uit de Utrechtsche samenleving vergeten? Ongetwijfeld. Maar op dit gebied volledig zijn is ondoenlijk. Het ging er ons alleen om, aan onze lezers te toonen, dat Utrecht door aüc tijden heen, menschen heeft voortgebracht, die den naam en den luister van hun stad, en ook van ons volk, hebben verhoogd en zoolang dit van een stad getuigd kan worden, behoeft niemand aan de toekomst ervan te twijfelen!