De boel liep schandlijk in de war;

Want professor was vreeselijk bar:

Menigeen droop als een straal, mijnheeren!

En keerde met natte kleêren

Bedroefd weer in zijn kluis

En zegende Buijs

En wierp een’ gezonden Hollandschen vloek

Op lederen scherpen en stompen hoek.

Doch later kwam weer alles teregt

En werden de Schlömilch’s op zij gelegd

Om nooit weer te worden ingekeken ,

Zooals nog immer is gebleken.

De kersvacantie nu was weer daar

kersdagen, oud- en nieuwjaar;

En weer kwamen de menschen bij elkaêr

En wenschten uit gewoonte, of om het smeer

Van den handeleer

II Alle heil en zegen * weer.

En vóór Januarij verdween

Kwamen met vrolijke schreên

De afwezigen aan de voeten der leermeesters terug.

Even vlug

Als de vliegen , die gij straks af mogt weren,

Op uwe schotels wederkeeren.

Noemt ge dit beeld prozaïsch, onwaar of ongepast.

Zorgt dan , dat ge ons met een ander verrast.

’i

’t Is potsierlijk om weêr al die menschen te zien draven

Met zenuwachtigen stap