„ Ik zet de knoopen aan uw jas,
En aan uw vest er bij !
Ik maak uw panta’s, strik uw das,
Geen mensch ontneemt bet mij 1
„Ik schaf u pudding, die gij lust ,
Daarbij uw lievlings-saus,
Ik doe nog meer, nog meer voor u :
’k Stop elk kapotte kous ! “
„Te veel, te veel, mijn Alida ! »
Riep hij verrukt van zin,
,Wat vrees ik nog , ’k stap welgemoed
Het huwlijksbootjcn in ! »
Wat is nu de moraal van ’t lied ?
Wie 't weten wil, die hoor :
De man. maakt kous en panta niet;
Daar zijn de vrouwen voor.