niet zijn , maar... houd in ’s hemels naam op ! wat beteekenen deze dwaasheden?" lk ga dus voort:

Ve Capüt.

(Vervolg op ’t derde.)

Een massa punten. Vat het goed ! Gloeiende punten; heete, brandende punten vergezeld van een smak en een pif!

’t Is toch naar in een donkeren kamer te komen, waar U een menichte aangestoken eigaren met die vurige koppen zoo raar kunnen aanturen, als de oogen van den locomotief in Dombey. Brr! ... en alles was stil als ’t graf....

w Geen wind beroerde ’tloof, ‘

Geen vogel deed zich booren,.

„Bonsoir! " klonk de stem van den gastheer, die mij in den donker herkend had. /,Bonsoir Sciole! meneeren, mag ik je voorstellen meneer Sciolus, pas student geworden, ex-lijk van de installatiepartij van gisteren avond ? "

’t Was een vreemde introductie, dat was zeker, maar a la Soeters. Even vreemd was ’t compliment aan de andere zijde , dat eenvoudig uit een „ hm! " bestond. «Spaar je de moeite ons voor te stellen " riep een stemme uit ’t duister, //hij kan ons toch niet zien." Deze voor o»s figurerende individu eclipseerde ook terstond voor mij, d.i., men telde één gloeiende