de beide andere heeren gade te slaan. De een was de heer S., zoo als ik later bemerkte, advocaat te dezer stede. De ander antwoordde op den naam van Doctor.,,, en is merkwaardig genoeg om een weinig van digter bij te worden beschouwd. (Te laat heeft men mij opgemerkt dat de 4 eerste woorden van deze zinsnede, nooit in menschelijken zin worden gebezigd.) In een ontzettend wijden jas gewikkeld, den hals tot aan de kin in een hooge das- gestoken, terwijl zijn groot hoofd voorzien van een knoesterig aangezigt op bovengenoemd kleedingstuk rustte, was hij met een rotting in de regterhand binnen getreden, met den driftigen tred van iemand die zich naar zijne patiënten spoedt. Met een zware basstem antwoordde de doctor: > allemaal gekheid, dat kost weer veel • geld, mij dunkt tweemaal te illumineren is al wel; en » dan nog zulk een groote partij ’t is verschrikkelijk »’t is verschrikkelijk! Als dit zoo doorgaat en die heeren • studiosi zich telkens in kleinere afdeelingen gaan splitsen, »en dan maar feesten, masquerades en concerten geven, • moeten wij (de burgerij) hen dan op even zoo vele par• tijen inviteren?”

» Geenszins, Mijnheer I” antwoordde de heer S, »Mijn »bescheiden oordeel is, dat de burgerij aan de studenten • ééne partij moest aanbieden.”

• Maar,” intoneerde de basstem weder, «hoe zal dat » dan gaan met de jammerlijke schisma inter sodales” (eene zeer fraaije uitdrukking die ik eens in de Caecilia las); • zullen de twee vijandelijke studenten-afdeelingen wel te

4