Daarom had hen de keizer ook,

Toen ’t Fransch en Britsch kanon

Bij loodgebraak en zvvavelsmaak

Sebastopol verwon,

Tot loon van wat hun ijver wrocht

Het ridderkruis vereerd

En hen ten trotschen zegetogt

In ’t blij Parijs begeerd.

Nu trok de zwaargebaarde schaar

Te Stamboiil door de stad,

Dier krijgers, wien het doodsgevaar

Nooit angst gegeven had.

En onder jublend feestgejoel

En davrend zegelied.

Was weelde en vreugde thans hun doel,

Hun heden en verschiet.

En waar sorbet en brandewijn

Op ’t grillig uithangbord,

(Daar West en Oost vereenigd zijn)

Hen aangeboden wordt,

En waar muziek en dansgerucht

Hen nooden , ’t baardig heir,

Daar strijkt die adelarcnvlucht,

Die tukke bende, neer.