der in deeze betrekking niet meer zien j maar de herdenking echter zij ons heilig dat wij alles gedaan hebben wat mogelijk was om de Senaat te redden. Vaarwel.

Mogt soras iemand gissingen willen wagen omtrent de redenen, die tot ontbinding van den S. V. G. hebben geleid, voor hem zou misschien een aanteekening, ontleend uit een brief van den Utrechtschen Studentensenaat aan dien van Leiden (d.d. 30 Oct, 1814), eenige aanwijzing bevatten. V e laten die aanteekening hier volgen ;

Quo tempore Viri CL Senatum Veteranorum GUrium urgenti cedere necessitati coactum fuisse accipiebamus, mirabamiis omnes, qui in hac Acadcmia eramus Doctores, rem prorsus novam et nobis non exspectatam j fatorum vero, quibus Senatus ille succubuisset, causas accuratius indagare noluimus, veriti, ne deprehenderemus nonnulla minus prudenter administrata, et plura offenderemus, quam quae nos jam tune non latebant, ingratissima j illud certum est, unumqueraque nostrum qui hujus collegii, dura flore adhuc regebat, utilitatem haberet perspectam , summopere doluisse juventutem in Academiam adventantem institutione jam et praeceptis destitui, quibus ad vitam bene, beateque degendara, nequaquam carere eam posse constaret.

lets duidelijker spreekt een aanteekening in de notulen van den Senatus Veteranorum. Daar staat vermeld dat een cud-lid van den Senatus Glirium, toen hem door een lid van den nieuwen Senatus Veteranorum de overgifte gevraagd werd van stukken van den S. G. die bij hem berustten, tot die overgil’te niet kon besluiten ,