aarzelen mij zalven aan te bieden en ik twijfel geenzins of veelen uwer zouden mijn voorbeeld volgen, dan helaas wij zouden toch eindelijk moeten zwichten , en welke zouden dan de vruchten van onze te onpas aangewendde standvastigheid zijn.

Dus zal dan onze Senatus Veteranorum Glirium op deezen dag ontbonden worden; zal dan die heilzame band zo nuttig voor de aankomende en nog onervarene Jongelieden verbroken worden. Zo heb dank mijne vrienden. Gij die deel hebt gehad aan mijne verkiezing tot lid dezer vergadering voor de eer mij aangedaan.

Ik ben voor zo ver ik weet in alles getrouw gebleven aan mijne beloften, ik heb voor zoo veel in mijn vermogen was medegewerkt tot derzelver behoud; en mijn geweten is gerust dat niets uit mijn mond is gegaan dat eenigzins konde dienen om haar te vernietigen; en indien ooit een gunstig ogenblik voor de Senaat mogt opdagen, beschik dan over mij en ik zal de eerste zijn welke mede zal werken om haar weder op te richten.

Het valt mij hard deeze vergadering zo kort te hebben bijgewoond, maar nog harder te moeten zien dat wij derzelver vernietiging aan de kleinmoedigheid (dit is de beste naam die ik er aan geven kan) te danken hebben van eenige Jonge heden; van wie dit mag ik vermoeden maar zal ik niet openbaareu; maar dit wensehe ik dat het zij hij nieuweling, het zij ’tgeen God verhoede! uit ons midden zij, hij in alle zijne ondernemingen de straf voor zijne trouwloosheid ervaare en van elk een erkend worde voor iemand die zijn heilig woord van eer geschonden heeft.

Doch ik moet eindigen daar nog vele bezigheden ons roepen. Vaar dus wel, waarde vrienden, u die (ik) heden nog voor het laast eollegaas mag noemen. Vaarwel. Wij zullen elkan-