vivat ons in de ooren en met ontdekten hoofde stemden wij allen in met het lied dat aan de toegestroomde scharen luide verkondigde dat IJtreeht’s muzenzonen hunne oudere broeders hadden begroet. Toen openden zich onze reien en zette zich de stoet, door zoo vele feestgenooten vergroot, in beweging, om terug te keeren naar het groot Auditorium.

Daar aangekomen schaarde de Sen. Vet. zich in een halve kring voor den Catheder, do banier der Academie prijkte in het midden, die dor faculteiten aan de beide zijdeuren, ieder koos zich cene plaats en de diepste stilte heerschte in de ruime zaal.

Onze Rector W. Six beklom het spreekgestoelte. Plegtig klonk zijn nwclkom' door de zaal, aan de Oud-Studenten, opgekomen om onze feesten mede te vieren, met ons te juichen in don bloei der ons allen dieibaie Academie. Die Academie had veel ondervonden sints zij haar hadden verlaten, gevaren h.adden haar bedreigd, op hare grondvesten had zij gewaggeld, toen eeue slecht begrepenc Economie poogde te vernietigen wat meer dan twee eeuwen de roem van Utrecht was geweest. Jlaar zij was niet bezweken , krachtig was er onder ons en rondom ons gestreden voor haar bestaan, en vertrouwend zagen wij de toekomst in, omdat wij roemen mogten in het heden.

Plegtig verklaarde de Rector de rei der feesten geopend en wekte hij ondo en jonge Academieburgers ter feestviering op.