halen, zeer zoude strekken om de feesten reeds bij den aanvang een nog ongekenden luister bij te zetten.
Volgens dit plan vereenigden wij ons des avonds ten 7 ure in het Groot-Auditorium en trokken wij, voorafgegaan door het mnzijk-corps der Sted. Schutterij, in geregelde orde naar het Stations-gebouw, waar zich een groot aantal Üud-Studd. had veroenigd.
Eene onafzienbare menigte vergezelde ons op dien togt door de met vlaggen en bloemen versierde stad, op vele plaatsen versperde de loegestroomde schare ons bijna den weg, en op het groote Stations-plein bewoog zich de digt-opeengelioopte raenschen-massa als een woelige zee.
had de Directie van den Ilyn-spoorweg ons den toegang vergund tot de rails, en daar vonden Avij eene groote menigte, Avachtende op het oogenblik dat zich onze reien zouden openen voor die oudere broeders, begecrig nog eenmaal de banieren te volgen, onder wier bescherming zij zoo veel goeds en schoons hadden genoten.
Het Avas een heerlijk oogenblik, onvergetelijk voor hen en A'oor ons. Daar stonden mannen eerbiedwaardig door jaren, door rang, door wetenschap daar kwamen wij tot hen, Avij nog in de bloei des levens, nog aan liet begin der loopbaan, door zoo velen onder hen met eere bewandeld, door enkele reeds bijna tot aan het einde betreden maar vergeten Avaren jaren, rang, wetenschap, verbroken lag iedere sehcidsmunr tusschen hen en ons, want daar klonk vrolijk en toch roerend het lö