Als men pas met verzamelen begint, dan beschikt men nog niet over de noodige ervaring om de planten te verzorgen zooals het behoort. Ook krijgt men, doordat men met de eischen der planten niet voldoende op de hoogte is, dikwijls soorten die voor den beginneling, door haar bijzondere cultuureischen, in ’t geheel niet geschikt zijn. ’t Gevolg is dan dat de planten, na een poos een kwijnend bestaan te hebben geleid, bezwijken. Velen kunnen deze teleurstelling niet verdragen en houden daarom maar met het Gactusverzamelen op. De Rebutia's stellen zeer weinig eischen, zijn niet moeilijker te kweeken dan een alledaagsche kamerplant.
Deze drie eigenschappen maken de Rebutia’s tot drie dankbare dwergcactussen, die in geen enkele verzameling en bij geen enkelen bloemliefhebber mogen ontbreken. Vooral niet bij den bloemliefhebber in de groote steden, die over weinig of geen buitenruimte beschikken en zoo goed als geheel op de vensterbank zijn aangewezen. Van dit edel trio is Echinocactus minusculus Web. (= Rebutia minuscula) het langst bekend. Een volwassen plant is weinig grooter dan drie centimeter in doorsnede. Maar zoo groot behoeft ze niet te zijn om haar eerste bloemen voort te brengen. Plantjes van nauwelijks één centimeter grootte beginnen op een gunstige standplaats reeds einde Maart aan den voet van het bolletje, dicht bij de
aarde, de bloedroode bloemknopjes te ontwikkelen. Eigenaardig is het, dat de knopjes in den regel liefst aan de van de zon afgewende zijde der plant te voorschijn komen. Men moet er wel op letten in zoo’n geval de plant niet om te draaien, want dan verdrogen de knoppen weer. Laat dus de plant precies zoo staan als zich de knoppen ontwikkelen. Dan duurt het niet lang, of de mooie, steenroode, c.M. lange trechtervormige bloempjes openen zich geheel. Aardig steken de witte meeldraadjes tegen het heldere roode manteltje af. Na den bloei is het wel gewenscht de pot te draaien, dan komen een volgend voorjaar de bloempjes aan den anderen kant te voorschijn. Vaak blijkt na den bloei dat de witte meel-
draadjes haar taak, waarvoor ze in de bloem aanwezig zijn, naar behooren hebben verricht. Er heeft bevruchting plaats gehad, het vruchtje rijpt spoedig en ontlast haar zwarte zaadjes op de aarde rondom de moederplant. Zoo kan het gebeuren, dat we op een warme, eenigszins vochtige standplaats b.v. in een broeibak en vooral in de kas, tientallen kiemplantjes zien te voorschijn komen, welke, voorzichtig verspeend, na twee jaren op haar beurt weer reeds bloemen en zaad geven.
Vele Cactusliefhebbers doen tegenwoordig aan zaaien, niet altijd met het succes dat ze zich hadden voorgesteld. Een reden daarvoor is, dat men vaak zaad van meer zeldzame en teere soorten koopt, welke niet altijd even spontaan zich uit zaad laten vermeerderen. Het zaad van E. minusculus is dankbaar materiaal om als uitgangspunt te gebruiken en hiermee zich met het zaaien van Cactussen vertrouwd te maken.
Zeer na verwant aan E. minusculus is de evenals deze in Argentinië thuisbehoorende E. deminutus Gürke ( = Rebutia deminuta). Zij wordt iets hooger dan haar familielid, ongeveer 6 c.M., doch bloeit eveneens reeds als zeer kleine plant. De bloemen verschijnen hier niet aan den voet, doch ongeveer op halve hoogte van de plant. De vorm der bloem is vrijwel gelijk, doch de kleur is niet zoo levendig, diep donkerrood. Niettemin is het een zeer dankbaar plantje, waarvan wij jarenlang veel pleizier hebben gehad.
Als Dritte im Bunde volgt ten slotte Echinocactus Fiehrigii Gürke (= Rebutia Eiebrigii) welke afkomstig is uit Bolivia. Met haar tallooze. twee c.M. lange, dunne, witte doorntjes, gelijkt het bolletje als met wol omgeven, zoadat het meer in ’t oog loopt dan de voorgaande soorten. De bloemen verschijnen niet aan den voet en niet in ’t midden der plant, doch meer zijdelings van den top. Zij zijn iets losser van vorm en oranjerood gekleurd. Wie deze drie dwerg-Cactussen bezit, zal van zijn luttele collectie reeds van het eerste jaar af aan doorloopend pleizier hebben. Reeds aan deze drie zoo nauw aan elkaar verwante soorten is een schat van biologische bijzonderheden op te merken, welke ons met verlangen vervult om ook met andere Cactussoorten kennis te maken. Zoo vormt een vensterbank vol plantjes een bron van studie en genot. G. D. D.
Echinocactus Fiebrigii, Gürke
'Tuinkunst. ||
„het LOG”.
Ongeveer een jaar geleden gaf ik in dit Tijdschrift een kort overzicht over enkele bladzijden der Geschiedboeken van het vorstelijk Park „Het Loo” te Apeldoorn, waarbij de bewijzen geleverd werden dat de legende, als zou LeNótre de plannen voor het Loopark ontworpen hebben, ongegrond is. Dit fabeltje werd niet lang geleden opnieuw opgehaald in No.. 16 van „de Wereldkroniek” waar het vermeld was als onderschrift van een afbeelding van dit paleis.
Toen de redactie de bemerking kreeg dat dit onjuist was en dat LeNótre nooit in ons land geweest is, noch minder gewerkt had, maar dat reeds in 1895 Jacob Roman is aangetoond als de man, die het park voor den Koning Stadhouder ontwierp, werd geantwoord dat dit onderschrift gegrondvest was op een desbetreffende opgave in Oosthoek’s Encyclopaedie.
Welke medewerker dit fabeltje weder in een handboek heeft vastgelegd is ondergeteekende niet bekend, doch