alsmede een voldoende hoeveelheid grof zand, op. Voor kalkminnende planten mengt men er wat oude kalkpuin of kalkmergel door (geen gipspuin), voor humusplanten brengt men veenaarde aan.

Hier volgen een paar lijstjes van bekoorlijke alpenplantjes, ingedeeld naar hun voorkeur voor bepaalde bodembestanddeelen.

Kalkminnende soorten:

Achillea atrata „ Clusiana Androsace cylindrica „ helvetica „ pubescens „ arachnoidea „ chamaejasme „ lactea „ villosa Anemone alpina Anthyllis montana Arctostaphylos Uva-ursi

Aronicum scorpioides Campanula thyrsoidea Garduus defloratus Cerastium latifolium Cyclamen europaeum ■ Daphne Cneorum „ striata Dianthus callizonus

„ sylvestris „ hirtus Draba aïzoides „ tomentosa Dryas octopetala Erica carnea Erinus alpinus Gentiana Glusii cruciata „ Favrati

„ lutea „ punctata „ acaulis „ ciliata Globularia nudicaulis „ cordifolia Helleborus foetidus Hutschinsia alpina Leontopodium alpinum

Linaria petfaea „ alpina Moehringia muscosa

Moehringia Ponae Mulgedium Plumieri Nigritella angustifolia Oxytropis campestris „ montana Papaver alpinum

Pedicularis foliosa Petrocallis pyrenaica Phyteuma Sieberi „ orbiculare Potentilla Clusiana „ • peteolulata Primula Allionii „ Auricula „ ciliata Ranunculus alpestris

„ biiobus „ parnassifolius „ Thora Rhododendron hirsutum Salix serpyllifolia Saxifraga moschata

„ Burseriana „ caesia „ diapensioides „ sguarrosa „ Tombeanensis „ saldensis Senecio abrotanifolius Sideritis hyssopifolia Sedum dasiphyllum Soldanella minima „ alpina Teucrium montanum

Thlaspi montanum „ rotundifolium Trifolium badium Valeriana saxatilis „ supina Veronica prostrata „ saxatilis Viola cenisia

Kalkvliedende soorten:

Empetrum nigrum Galluna vulgaris Androsace carnea „ imbricata Pedicularis recutita Jasione montana Draba Zahlbruckneri

Hutschinsia brevicaulis Eritrichum nanum Silene excapa Andromeda polifolia Saxifraga Cotyledon Wulfenia carinthiaca Astrantia minor Phyteuma hemisphaericum Arnica montana Senecio incanus

Leucanthemum alpinum Achillea moschata Anemone vernalis „ sulphurea „ montana „ rubra

Saxifraga aspera Trifolium alpinum Soldanella pusilla Sempervivum arachnoideum Rhododendron ferrugineum Primula viscosa „ megasaefolia Streptopus amplexicaulis Aronicum Glusii Dianthus glacialis

Klezelminnende soorten:

Achillea glabrata „ moschata Adenostylis leucophylla Alchemilla pentaphylla ~ subsericea Andromeda polifolia Androsace glacialis „ imbricata

„ pyrenaica „ brigantica „ carnea Anemone Halleri „ montana

Oxitropis pilosa „ iapponica Phaca frigida Phyteuma betonicaefolium „ humile

Potentilla fulgens „ tridentata Primula viscosa „ megasaefolia

Meconopsis nepalensis Meum athamanthicum Ourisia coccinea Rhododendron ferrugineum

Anemon rubra „ vernalis Arenaria biflora „ laricifolia

Aronicum Glusii Artemisia glacialis „ spicata „ Valesiaca Astrantia minor Braya pinnatiflda Daphne buxifolia

„ Genkwa Dianthus glacialis „ tenuifolius Gentiana Kochinia „ al ba „ purpurea Jasione montana Laserpitum Halleri

Sarothamnus scoparius Saussurea discolor Saxifraga Seguieri „ Cotyledon „ imbricata Selaginella helvetica Sempervivum pseudoarachnoi-Senecio carniollcus (deum „ uniflorus

Sibbaldia procumbens Silene rupestris Soldanella pusilla Streptopus amplexicaulis „ roseus Valeriana celtica

„ Saliunca Veronica bellidioides Wulfenia carinthiaca

Soorten, zonder speciale bodemeisehen:

Helianthemum vulgare Loiseleuria procumbens Atragene alpina Gentiana asclepiadea „ verna

Eryngium alpinum Primula farinosa „ latifolia „ longiflora

Astragalus alpinus Campanula barbata „ cenisia „ pusilla Linnaea borealis Hieracium aurantiacum Viola calcarata

Lychnis alpina Carlina acaulis Aster alpinus Erigeron alpinus Geum reptans

„ montanum Ranunculus montanus „ aconitifolius „ glacialis Potentilla aurea Trollius europaeus Aquilegia alpina

Anemone harcissiflora Saxifraga oppositifolia „ Aizoon

Rotsgroepjes, rotspartijtjes, rotstuintjes moeten, om daarop met succes bloeiende alpenplantjes te kunnen kweeken, een volstrekt zonnige ligging hebben! In elk groepje komen altijd genoeg minder zonnige hoekjes en plekjes voor, waar de plantensoorten, die eenige schaduw behoeven, kunnen tieren. Wat grootte, aanleg, vorm en inrichting van zulke groepjes betreft, houden deze n.t. nauw verband met de beschikbare ruimte. De een heeft een talud, waartegen hij een rotsgroepje wil aanleggen, en hetwelk uitstekend geschikt is om er een rotsige helling van te maken; een ander heeft een langwerpig, zonnig plekje grond beschikbaar vóór een Conifeerengroep, waar hij een steenstorting wil projecteeren. Dat kan ook I Zorg slechts dat er beweging in zulke groepjes zit, met afwisselende hoogten en laagten ; hoe losser en ongekunstelder, hoe mooier! Of, men heeft een vijver in den tuin, een sloot, welken men rotsige oevers wil geven. Ook dat kan, als men maar zorgt dat de lijnen van den vijver of de sloot niet recht en strak zijn ; want dan moeten de oeverlijnen worden uitgerond, wijl dit het natuurlijk aspect van de partij ten zeerste zal verhoogen.

Een moraine is voor kleine tuinen of op beperkte terreinen niet geschikt! Die passen beter in grootere tuinen of groote tuingedeelten als onderdeel van een rotstuin, waarin eventueel ook rotspaden, beekjes en plassen kunnen worden ontworpen. Zulke rotstuinen kunnen alleen slagen, als zij een passende omgeving hebben van Coniferen, hooge aan de Noordzijde, lage alpenstruikjes aan de zuidelijke zijden, terwijl verspreid in den rotstuin ook lage heestertjes, alpenrozen, dwergconifeertjes, Lonicera’s, enz. een met overleg gekozen plaats kunnen krijgen.

V. L.

11111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111l Laat bloemen uw tolk zijnl IlilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllH^