goed resultaat opleverden. Een verandering van smaak kon niet worden waargenomen, ook niet in de kaaskorst.

Het middel werd opgelost in zuivere raapolie, welke vooraf tot 80 a 85 °C werd verhit. Men nam 8 % van de hoeveelheid raapolie aan Nipakombin B, en roerde zolang tot alles inde olie was opgelost. Met de warme oplossing werd de kaas ingewreven, 5 a 6 dagen nadat ze uit de pekel was gekomen. De kaas dient droog te zijn en nog geen schimmelgroei te vertonen. Als ze uit de pekel komt, mag de kaas niet gewaterd worden. * * * Bij de behandeling van de'kaas met deze chemische stof, moet er om gedacht worden, dat eventuele groeven van de doek bijzonder zorgvuldig worden ingewreven. Na de behandeling wordt de kaas elke dag alleen nog gekeerd. De oplossing van het Nipakombin B behoeft voor elk gebruik niet vers te worden aangemaakt; het is echter wel zaak, ze goed warm aan te wenden, daar men van het middel dan minder nodig heeft. Na enkele dagen is de olie op de kaas meer of minder ingedroogd, en dan is op de kaas een beslag te zien, dat een wit of geelachtig uiterlijk heeft. Wordt de kaas ongeparaffineerd afgeleverd, dan kan dit gebeuren met dit beslag, dus ongewassen. Vindt er wel een paraffineren van de kaas plaats, dan kan men dit doen over dit beslag heen, maar met het oog op een beter uiterlijk is het gewenst, ze vooraf te wassen. * * * Twaalf weken nadat de behandeling plaats vond, moest de proef gestaakt worden, omdat de grote partijen kaas moesten worden afgeleverd. In deze 12 weken trad (bij een eenmaal behandelen van de kaas) geen schimmelgroei op. De contróle-kaas, welke geregeld gewassen werd, vertoonde een ernstige aantasting door kanker. De behandelde kaas had, al naar het vetgehalte, een gewichtsver-

lies in deze 12 weken, dat 1 tot I, % kleiner was dan dat van de contrólekaas. De schrijver acht het van belang, dat de relatieve vochtigheid in het kaaspakhuis niet hoger is dan 85 %, de temperatuur inde winter niet hoger dan 20 °C, en inde zomer niet hoger dan 16— 17 °C. Het zal ondertussen van belang zijn, dat dit onderzoek onder andere omstandigheden nog eens herhaald wordt, ook om na te gaan, wat de kaas na de bewuste 12 weken doet. Toch heeft het er alle schijn van, dat wij niet lang meer behoeven te wachten op een deugdelijk middel ter bestrijding van schimmelvorming op de kaaskorst. O. 'besichtes' Jubileum Op 8 Augustus j.l. was het 25 jaar geleden, dat Mej. J. de Vries als filiaalhoudster in dienst trad van de N.V. De Rotterdamsche Melkinrichting (R.M.1.) te Rotterdam. Examens Voor het examen ter verkrijging van het F.N.Z.-diploma assistentdirecteur en chef-melkirichting hadden zich te Utrecht 94 candldaten gemeld, waarvan 54 met goed gevolg slaagden. De namen der geslaagden zijn: Voor assistent-directeur vaneen zuivelfabriek: G. J. Blsperink, Geesteren; W. Twijnstra, Nijehorne en en J. Zwaga, Heeg. Voor assis tent-di ree teur vaneen boterfabriek: J. P. v.d. Boogaard, Nederasselt; J. H. J. Boormans, Venray; P. Bouwstra, Wognum; J. Pronk, Beusichem; J. H. Doeser, Utrecht; B. J. van Dommelen, MUI; H. J. Holterman, Helno; J. Hoogenboom, Klaaswaal; H. Knol, Doetinchem; J. W. Koeslag, Laren; A. Koning, Noordwijk gem. Marum; H. Meppelink, Rhee; H. J. Ooms, Enter; J. Oukes, Vorden; J. H. Poepjes, Munnekeburen; A. A. M. v. Puyenbroek, Baarle-Nassau; C. S. Ruige, Angerlo; A. L. Schollen, Didam; E. J. Tessemaker, Oene; J. H. Tholen, Wintelre; H. P. Vonk, Wehl; J. W.

de Vries, Wilp; J. v.d. Wal, Oosterzee en C. v. Zanten, Beusichem. Voor chef-melkinrichting: G. Achterberg, Amsterdam-Z.; G. J. Bruinsma, Baarle-Nassau; Q. G. J. v. Dongen, Rotterdam-Z.; C. van Donk, Zwammerdam; H. H. Grobbink, Gendringen; J. Groothuis, Assen; H. Hilbolling, ’s Gravenhage; G. H. Hondeveld, Hengelo (O.); R. Huizenga, Nijehorne; H. A. A. Kamphuis, Den Haag; F. H. M. Kolen, Tilburg; G. J. C. Kranenburg, Haarlem; A. C, M. Menken, Oegstgeest; G. Quak, Zuidland; W. M. Raaymakers, Beek en Donk; M. J. Schuts, Son; J. P. Slegers, Breda; K. Stam, Zuilen; H. Stegehuis, Enschede; S. Terpstra, Amsterdam-O.; G. J. Ulenkate, Wouw; E. H. Verhoof, Amsterdam; G. J. Verstegen, Sittard en J. L. Vlegels, Haarlem. Productiecijfers inde week van 13 t.e.m. 19 Juli 1952 Inde week van 13 t.e.m. 19 Juli 1952 werd door veehouders 115.353.000 kg melk aan zuivelfabrieken geleverd (d.i. 93 % van de hoeveelheid melk inde overeenkomstige week van 1951) met een gem. vetgehalte van 3,47 % (v. j. 3,49 %), waarvan in consumptie werd gebracht aan volle- + gestand, melk 30.584.000 kg (102 %), room 182 ton (93 %), onder- + karnemelk 4.670.000 kg (103 %). Hieruit werden bereid: Boter: 1.712 ton (78 %); Fabrlekskaas: volvet 1.879 ton (96 %), 40 + 1.367 ton (112 %), 20 + 25 ton; Walsenpoeder; vol 441 ton (288 %), mager 41 ton (15 %); Verstuivingspoeder: vol 655 ton (127 %), mager 401 ton (153 %). Ged. ontr. walsen- en verst.poeder 67 ton. Gecondenseerde melk: volle met suiker 2.806 ton (125 %), magere met suiker 367 ton (124 %), volle zonder suiker 2.092 ton (204 %); Zuurcaseïne, gewoon en textiel 7 ton; Weipoeder 248 ton en weipasta 36 ton. Onderlinge leveringen door zuivelfabrieken: room, volle- + gestand, melk 18.670.000 kg (141 %), onder+ karnemelk 9.257.000 kg (89 %). Boter in koelhuizen: Inde week van 20 t.e.m. 26 Juli werd 1.015 ton uit- en 591 ton boter ingeslagen, zodat per 26 Juli de eindvoorraad 6.634 ton bedroeg. I. T. Z.-voorraden De beschikbare voorraden bedroegen per 9 Augustus 1952: Boter 2544 ton Mager Walsenpoeder 237(4 ton

745