Boter 7.822 pennies per kilo boter of 11,09 % van de groothandelsprijs 31.991 pennies per pond. Insluitende subsidie van 2.522 pennies. d) Economische problemen
De zuivelindustrie in Zuid-Afrika wordt niet beschouwd als een enkele eenheid. Meer coördinatie in beheer is van toepassing op industriemelk dan op consumptiemelk. Het is duidelijk, dat de huidige opzet van de industrie zich niet leent voor de uitvoering van doeltreffende maatregelen om de economische problemen ten aanzien van deze industrie op te lossen. Tot het tijdstip dat de gehele zuivelindustrie één coördinerend en leidinggevend lichaam zal hebben, kan maar weinig bereikt worden om de belangen van de industrie op lange termijn te bevorderen, en een doeltreffende te volgen gedragslijn moet op zulk een basis worden uitgewerkt. Toezicht brengt altijd zekere nadelen met zich mee, zoals gebrek aan initiatief bij producent en fabrikant, zodra men begint standaard-eisen te stellen aan grondstof en afgewerkt product. Er zal altijd een neiging bestaan om de kwaliteit aan de minimum-eisen te laten voldoen en aldus zal het uitblijven vaneen beloning voor een betere kwaliteit leiden tot een gemis aan liefde voor het werk. De consumptiemelkafdeling heeft veelvuldige economische problemen, die slechts op een doeltreffende manier kunnen worden aangepakt na instelling vaneen toezichthoudend orgaan. Een mate van vrijwillige arbeid is reeds verricht door de melkdistribuerende lichamen, maarde efficiëntie van dit werk wordt beperkt door de aard van deze verenigingen. Sinds 1940, na de instelling van het Schema voor de Afzet van Zuivelproducten, is veel gedaan voor de doeltreffendheid van de industriemelk-verwerkende fabrieken. De economische problemen waarvoor de Zuivelraad zich gesteld zag, waren vele en van velerlei aard, al naar gelang ze betrekking hadden op de zuivelboer, de fabrikant of de consument. Ongelukkig sluit de huidige administratieve opzet van de Zuivelraad deze uit van alles buiten de louter adviserende bevoegdheden bij een groot aantal problemen, waarvoor de Z.afr. zuivelboer zich geplaatst ziet. De Zuivelraad bezit geen technische staf voor navorsing en „veld-arbeid”; dit werk wordt nu uitgevoerd door de verschillende staatsdepartementen. ♦ * * De onzekerheid van weerstoestanden is misschien wel een van de zwaarste lasten die de (zuivel)boer in dit land heeft te dragen. Als een direct gevolg treft men maar weinig boeren aan, die zich geheel en al op zuivel toeleggen. Transport is ook nog
een factor, die dringend onderzoek vereist. Dit (probleem is van grote afmetingen, als men de uitgestrekte gebieden, waarover de boerderijen verdeeld zijn, in aanmerking neemt; slechte toestand der wegen en de onvoldoende spoorwegfaciliteiten. Hierbij komt nog de factor van de zomerhitte die zich doet gelden gedurende de periode van topiproductie. * * * Wat betreft de fabrikant en vooral ook de consument, is een grote vooruitgang geboekt. De verdeling van boter en kaas via de groothandel wordt vanuit een centraal punt gecoördineerd en de aanvoer van de fabriek naar de stad wordt zodanig geregeld, dat men een eind heeft gemaakt aan plaatselijke tekorten of overschotten. Gedetailleerde statistieken van elk van de grote centra staan hiertoe ter beschikking, en aldus kunnen distributieschema’s maanden van te voren worden opgesteld. De Zuivelraad zorgt voor een regelmatige aanvoer naar de kleinhandel en door de prijsvaststelling weet de consument waar hij aan toe is, daar de prijzen gewoonlijk volgens een jaarlijkse basis worden vastgesteld en 1 of 2 keer gedurende die periode onderhevig zijn aan een mogelijke herziening. * * * De boter- en kaasfabrikanten genieten de meeste aandacht van de Zuivelraad, daar de toestanden in de industrie voor de tijd dat de Raad toezicht uitoefende, chaotisch waren. Door middel vaneen registratiesysteem tracht de Raad de fabrieken te rationaliseren en uit voorgaande cijfers blijkt wel in hoeverre men hierin is geslaagd. Nog een maatregel tot rationalisatie is de politiek vaneen vastgestelde marge; het doel hiervan is om oneconomisch werkende bedrijven, die niet binnen deze marge kunnen werken, uitte schakelen. Het succes van dit laatste is twijfelachtig en thans is een onderzoek gaande om deze marge-basis te herzien. Daar de Zuivelraad de prijzen van zowel grondstof als eindproduct vaststelt, verkrijgt men een zekere mate van stabiliteit zowel bij de producent in eerste instantie, de boer, als bij de fabrikant. Het is echter noodzakelijk hier nog eens te wijzen op het nadeel, dat voortvloeit uit toezicht en standaardisering, aangezien deze de fabrikant meer beïnvloeden dan het andere element van de productie. Men heeft verder ingezien dat de fabrikant tevreden is met de productie vaneen pond boter of kaas, waarvan de kwaliteit maar juist voldoende is om aan de minimum-eisen van gradering te voldoen. 6. Handel in Zuivelproducten Verbruik per persoon per jaar in kilogrammen (Slechts voor het blanke deel van de bevolking) 1937 1947 Boter 9,5 10,9 Kaas 1,8 3,2