Van het XIIe Internationale Zuivelcongres te Stockholm 1949

De organisatie, structuur en economische positie van de Zuivelindustrie inde Unie van Zuid-Afrika. Departement van Landbouw, Unie van Zuid-Afrika, Pretoria INLEIDING a. Vóór de periode 1914—1918 voerde de Unie 25 % van de benodigde boter en 85 % van de benodigde kaas in. Gestimuleerd door snel stijgende prijzen tijdens en vlak na de eerste wereldoorlog werd de opbrengst van zuivelproducten meer dan verdubbeld tussen de 2 perioden 1910—1914 en 1919—1922. De invoer nam af en gedurende de seizoenen 1916—1917 tot 1922—1923 werd de Unie eigenlijk exporteur van boter en kaas, zij het dan ook op een beperkte schaal. Omstreeks de twintiger jaren had de zuivelindustrie zich ontwikkeld van als zijnde bijzaak op de meeste boerderijen tot een der voornaamste ondernemingen op eert steeds toenemend aantal plaatsen. Gedurende deze tijd was er echter een scherpe daling van prijzen, die leidde tot een grote mate van onzekerheid en dit had een nadelige invloed niet alleen op de uiteindelijke producent, maar ook op de zuivelindustrie. Sporadische pogingen van prominente belanghebbenden inde zuivelindustrie om de toestand te stabiliseren door de binnenlandse verkoop te regelen en op exportverliezen te wijzen, werden slechts met gedeeltelijk succes bekroond. Deze onbevredigende gang van zaken leidde tot een uitgebreid onderzoek inde zuivelindustrie door de Raad van Handel en Industrieën in 1926. * * * Als resultaat werd de Zuivelraad gesticht, die volmachten kreeg ten aanzien van uitvoer van boter en kaas en van heffingen op boter en kaas. De vrij stabiele evenwichtstoestand maakte de industrie voor de producenten aantrekkelijker en was verantwoordelijk voor een aanzienlijke toename in opbrengst en algemene verbetering inde dertiger jaren. Door latere wetgeving werd de macht van de Zuivelraad uitgebreid en deze oefent thans toezicht uit op alle fabrieksboter en -kaas en in zekere mate ook op de productie van boerenboter en -kaas. Prijzen voor room en kaasmelk worden voor een periode van 12 maanden vooruit vastgesteld; grooten kleinhandelsprijzen voor boter en kaas van diverse graad worden ook door de Zuivelraad voorgeschreven. De verplichte gradering van alle boter en kaas voordat deze verkocht worden, werd in 1940 inge-

voerd en deze heeft geleid tot een algemene verbetering inde kwaliteit van deze artikelen. * * * De Z.-Afrikaanse zuivelboerderij varieert van het meest extensieve type, waar de koeien slechts 1 X per dag worden gemolken wanneer ze naar huis komen om „water te halen” tot de meest intensieve vorm rondom de grotere steden, waar practisch al het voer op de markt wordt aangekocht. Het laatste type is een belangrijke bron van volle melk voor de stadsbevolking, terwijl het eerste type,' ook wel zuivelranch genoemd, een van de hoofdbronnen is van de room voor de boterproductie. Tussen deze 2 uitersten worden verschillende tussenvormen beoefend, hoofdzakelijk in combinatie met oogst-productie. De laatste tijd bestaat er bij de steden een tendens om een groter percentage van de consumptiemelk uit deze oogstgebieden te betrekken. b. De Zuidafrikaanse bevolking kan worden onderverdeeld in stads- en plattelandsbevolking. Cijfers van 1946 geven het volgende weer: Blanke bevolking Aantal % Steden 653.000 27,5 Platteland 1.719.000 72,5 Totaal 2.372.000 100,0 Niet-blanke bevolking Steden 6.594.000 73,1 Platteland 2.425.000 26,9 Totaal 9.019.000 100,0 c. In zijn geheel genomen heeft de zuivelnijverheid zich ontwikkeld tot één, die een belangrijke plaats in onze landbouwstructuur inneemt en de toename in belangrijkheid heeft ongetwijfeld een grotere sociale en economische stabiliteit onder onze boerenbevolking teruggebracht. Het Z.afrik. klimaat is van die aard, dat oogstproductie nogal speculatief is en de zuivelnijverheid, hetzij men hiertoe bijdraagt als room-, industrie- of consumptiemelkleverancier, fungeert /als een soort schokbreker en elimineert voor een /gedeelte de slechte gevolgen van speculatieve oogsten. De volgende cijfers geven weer de belangrijke plaats van de zuivelproducten ten opzichte van de totale waarde van de landbouwproducten voor het seizoen 1946—1947 inde Unie van Zuid-Afrika.