SCHABEL IJ K E IK SEKTEN.
de erwten, aangetaste zoowel als gezonde, er uit. De aangetaste erwten zijn dikwijls aan elkaar vastgesponnen en met korrelige uitwerpselen bedekt. Galmugmaden noch erwtenkevers geven aan de erwten een zoo onaangenaam, vies voorkomen, als de rupsen der erwtenbladrollers doen. De rups kruipt uit de zich openende peul en begeeft zich inden grond om zich daar in te spinnen en er als pop te overwinteren. Zij blijft nooit inde erwt zelve over. Het spreekt van zelf, dat vruchtwisseling noodzakelijk is overal waar de erwtenbladrollers veel van zich doen spreken. Nu zal het zeker niet vaak voorkomen, dat twee jaren achtereen op denzelfden akker erwten worden verbouwd; maar ook verdient afkeuring het verbouwen van erwten op een’ akker, aan welken een andere akker grenst, waarop het vorige jaar dit gewas werd geteeld. Immers de vlindertjes, die in ’t voorjaar uit de overwinterende poppen te voorschijn komen, zouden dan zeer gemakkelijk erwtenplanten vinden, om het vernielingswerk voort te zetten. Wenschelijk is het verder, den bodemin ’t najaar diep om te graven of om te hakken, waardoor vele inden grond verborgen poppen of rupsen gedood worden. g g PRAKTISCHE ERVARINGEN OP HET GEBIED DER RIJENKULTUÜR (1). Omtrent het wezen en de waarde der rijenkuituur zijnde gevoelens en beschouwingen in die streken van Duitschland, waar zij uitsluitend toegepast wordt, inde laatste 25 jaren zoodanig tot helderheid gekomen, dat het overbodig mag heeten daarover nog uitte weiden. Wel schijnt het echter voor vele streken nog twijfelachtig, of de invoering der rijenkuituur geldelijk voordeel oplevert; de beslissing toch met betrekking tot dit punt is zaak van eene nauwkeurige boekhouding. Ter opheldering van deze kwestie mogen de hieronder volgende opmerkingen vaneen Oostpruissiseh landeigenaar, de heer Plümicke , Wirthschaftsdirigent van de koninklijke stoeterij Trakehnen, ineen opstel van de „Georgine” opgenomen, tot bijdrage dienen. Hij schrijft: Menigmaal heb ik als een bezwaar tegen de rijenkuituur te berde hooren brengen, dat het land zeer dikwijls niet voor bewerking met de zaaimachine geschikt is, hoewel het dan ineen toestand verkeert, waarbij het zeer goed uit de hand bezaaid kan worden. Wat inde eerste plaats het uit de hand zaaien betreft, reken ik het juist als een groot voordeel voor het gebruik der zaaimachine, dat men hierbij genoodzaakt wordt het land met de meeste zorgvuldigheid te bewerken; ’t is hier dus een heilzame dwang die den landbouwer wordt opgelegd, terwijl de meer zorgvuldige bewerking van den grond, ook bij het zaaien uit de hand, de kosten met winst zal vergoeden en daarentegen eene slordige behandeling of op een niet genoeg droog geworden of niet genoeg losgemaakten grond, de teelt steeds onvermijdelijk schade opleveren zal. (1) Uit Fühling’s Landw. Zeil. (Vergel. Maanilhl. 1882 blz. 147 enz. ’BB blz. 49.)
164