ken keten rondom het Schottegat en langs de kust. Het binnenland van het gedeelte beoosten het Schottegat, het oude 2e district dus, is alles gouvernementsgrond, welk complex zich benoorden het Schottegat tusschen de plantages, aan dat binnenwater gelegen en die, welke zich langs de noordkust uitstrekken, inden vorm vaneen betrekkelijk smalle strook voortzet.
Langs de groote en kleine wegen, die dit gedeelte in verschillende richtingen doorsnijden , bevinden zich de uitgegeven huurgrondjes en hier hebben zich op onderscheiden plaatsen kleine nederzettingen gevormd, zoogenaamde „savanen”, zoo ook inde nabijheid der beide daar gelegen roomsch-katholieke kerken van Santa Rosa en van Moritagne. Verreweg het grootste gedeelte van het gouv. terrein, ook waar dit reeds uitgegeven is, ligt echter nog woest. Aardige plekjes, waar aan een of beide zijden van den weg zich behoorlijk beplante huurgrondjes bevinden, met soms, van buiten ten minste, vriendelijk uitziende steenen huisjes, waar heggen, meer of minder goed onderhouden, met talrijke boomen er in, den weg begrenzen, worden afgewisseld met groote uitgestrektheden zoo goed als kalen grond. Hoe verder men zich echter van de stad verwijdert, hoe zeldzamer dergelijke complexen worden , al zal soms ook een bijzonder bevoorrecht plekje , ondanks zijne afgelegenheid , enkele nijveren hebben verlokt, er zich neer te zetten. Van de groote particuliere landerijen , welke bijna zonder uitzondering in haar tegenwoordigen vorm dagteekenen uit den tijd der slavernij, zijn, zooals reeds gezegd , die, welke het dichtst bij de stad zijn gelegen, het kleinst. Sommige zijn niets anders dan groote hofjes, als bv. Suikertuintje , Bloemhof, Bloempot, Joontje , Groot Davelaar en dienen den eigenaars hoofdzakelijk tot uitspanningsoord. In vroegere jaren mogen zij hun een niet te verwerpen bron van inkomsten zijn geweest, tegenwoordig leveren zij weinig meer op. De meeste, daaronder ook die met open grond , voor weide- en bouwland gebruikt, behooren aan zakendoenden of enkele ambtenaren, die hun verblijf inde stad houden, en slechts zeer weinigen worden geregeld bewoond. Dergelijke plantages vindt men vooral aan de oostzijde van het Schottegat, maar ook ten westen daarvan. Het hofje is bij de meesten van deze van overwegend belang, terwijl veeteelt, dividivi-oogst en maïsbouw weinig hebben te beteekenen. De eigenaren worden door hunne zaken inde stad te veel in beslag genomen, om zich bijzonder om hunne landelijke bezitting te bekommeren. Uitzonderingen op dezen regel komen echter voor, en op enkele dezer eigendommen wordt met ijver aan de instandhouding en uitbreiding der hofjes gewerkt door het aanleggen van nieuwe aanplantingen, waaronder oranjerieën, het aanleggen van dammen en het graven van putten, het laatste gewoonlijk voltooid door het oprichten van windmolens voor het oppómpen van water. Op de verderaf gelegen plantages treedt inden regel het hofje tegen den open grond op den achtergrond. Uitzonderingen vormen (onder anderen) belangrijke plantages als Zuurzak en Scherpenheuvel, altijd nog betrekkelijk nabij de stad, en St. Barbara, reeds verderaf gelegen, en dan aan de N. O. kust de beide plantages Groot- en Klein St. Joris, van welke vooral de eerstgenoemde op een zeer fraai en zeer uitgestrekt hofje mag bogen. Hier is dan ook het hofje de hoofdzaak. Ten westen van het Schottegat hebben van de meer verwijderd gelegen plantages vooral Groot- en Klein Piscadera, Groot St. Michiel (zeer fraai) en het reeds
468