door stammenselectie menig aardappelras te kunnen verbeteren , althans het degenereeren of het z. g. afleven te kunnen vertragen. Op welke eigenschappen men bij eene dergelijke verbetering moet letten en welke verschillen er in dit opzicht tusschen fabrieks- en consumptieaardappels bestaan ; dat alles laat ik voor ’t oogenblik in ’t midden. Ik wilde er alleen op wijzen, dat de individueele verschillen van naast elkander groeiende stammen van hetzelfde ras inderdaad zeer groot zijn en dat het eigenlijk verbazing wekt, dat men deze niet eerder als uitgangspunt van rasverbetering heeft trachten te gebruiken. Als voorbeeld wijs ik op onderstaande tabel, waarin de zetmeelproductie van 25 naast elkaar gegroeide planten vaneen bekend fabrieksras Richt er ’s Imperator —is opgeteekend. Bedoelde cijfers zijn ontleend aan een meer uitvoerig onderzoek, dat ik inden afgeloopen herfst ten behoeve van stammenselectie heb moeten verrichten. Volg- °pbre^st Per Zetmeelgehalte Zetmeelper nummer. . “ in ®ct stam in Gr. 111 Pct- in G. 1 2017 17,9 361,0 2 2657 17,3 459,7 3 1614 16,4 264,7 ! 918 22,7 208,4 o 1496 19,9 297,7 3 725 22,9 166,0 7 1969 18,8 200,0 8 1841 19,7 362,7 9 1005 21,1 212,0 1° U5l 20,1 231,4 11 1859 21,4 397,8 12 968 20,5 198,4 13 1004 20,9 209,8 14 2000 20,3 406,0 15 926 20,9 193,5 16 1337 20,7 276,8 17 2482 17,9 443,3 18 2056 20,3 417 4 19 1099 20,7 227*5 20 979 21,6 211,5 21 1479 20,9 309,1 22 1516 20,3 307 7 23 1078 20,9 225^3 24 1310 19,0 248,9 25 1929 21,6 j 287,0 Zooals men ziet, zijnde verschillen werkelijk zeer groot, en ligt het haast voor de hand , dat men bij oordeelkundige stammenselectie prachtige uitkomsten moet krijgen. Wageningen, Jan. 1905. J. Z. TER RODERGATE MARISSER.
121