INVLOED VAN DEN ZAAITIJD OP DEN OPBRENGST DER SUIKERBIETEN.
een tijd wilde verrichten, als de grond deze warmte nog niet bereikt 'heeft. De bietenzaden zouden alsdan nutteloos inden grond liggen en bij een langoren duur van dezen toestand grootendeels tot verrotting overgaan. In vergelijking met andere vroeg te zaaien zomergewassen (rogge, erwten, vlas, roode klaver enz)., moeten de bieten ineen middelbaren zaaitijd,, maar binnen dezen zoo vroeg mogelijk gezaaid worden. Nadoelen door nachtvorsten zijn bij dit gewas vooral dan minder te vreezen, wanneer het in dichte bosjes bij elkander staat. Om intusschen ieder gevaar in deze richting te ontgaan, zal het raadzaam zijn, de hoeveelheid zaad te grooter te nemen naarmate men vroeger zaait. Dat vroeg gezaaide bieten in ’t algemeen meer zaadstengels maken dan laat gezaaide, moet als een nadeel beschouwd worden, daar proefondervindelijk zoowel de hoedanigheid als de houdbaarheid der wortels daardoor lijdt. Hoe aan dit ongemak kan worden tegemoet gekomen, behoort niet tot den kring dezer overwegingen. (Uit de nalatenschap van E. C. E.) INTERNATIONALE LANDBOUWTENTOONSTELLING 1884 AMSTERDAM. (Ingezonden.) De Fransche Regeering heeft eene Commissie benoemd tot het behartigen der belangen van de Fransche inzenders op bovengenoemde tentoonstelling. De Commissie is samengesteld uit de volgende Heeren: J. Méline, Minister van Landbouw te Parijs, Voorzitter; Teisterend de Bort, Senator, 2e Voorzitter van den Landbouwraad, 3e Voorzitter; Hecipon, afgevaardigde. Voorzitter van de Nationale Maatschappij tot bevordering van den Landbouw, 2e Voorzitter; Gaston, Bazille, Senator, Voorzitter der Maatschappij van Landbouw van Heran'lt • Heroé Mangon, afgevaardigde, lid van het Instituut; Bemarcay, afgevaardigde • ’ Henry, afgevaardigde; Tisserand, Staatsraad, Directeur van landbouw aan het "Ministerie van Landbouw; de Cormette, Directeur der paardenfokkerij aan het Ministerie van Landbouw; Bisler, Directeur van het Nationale Instituut van Akkerbouw; Barrat, Secretaris van de Nationale Maatschappij van Akkerbouw; Grandeau, ’ Deken van de Faculteit van Wetenschappen van Nancy, 3e voorzitter van de Nationale Maatschappij tot bevordering van den Landbouw; Heuze, Hoofd – Inspecteur van Landbouw; Lecouteux, Professor aan het Instituut van Akkerbouw; Aimé Girard, Professor inde Technologie aan het Nationale Instituut van Akkerbouw en van Landbouw aan het Conservatoire van Kunst en Wetenschappen ; Bmlffet, Secretaris- generaal van de Prefectuur van het Noorden; de Bagorsse Algemeen Secretaris van de Nationale Maatschappij tot bevordering van den Landbouw ; Nouette-Delorme, Landbouwer en Veefokker te Ouzouez des Champs (Loires); Bavalard, Administrateur der Omnibus-Maatschappij te Parijs; Aliarat, labnkant van Landbouw-werktuigen te Liancourt-(Oise); Buhar, Algemeen Secretaris van de Landbouw-Maatschappij van het Noorden; Ernst Bemoine, Eigenaar-veefokker te Crosne (Seine et Oise); Challot, Chef van de Afdeeling Landbouw aan het Miuisterie van Landbouw, te Parijs, Secretaris Met opname van bovenstaande onder uwe nieuwstijdingen s, v. p. in zijn geheel zult U zeer verplichten. v Namens het Comité, Loosduinen, de Secretaris: 17 Maart 1884. P- F- L- WA L DECK. Volgens een andere officieele mededeeling blijkt, dat het Uitvoerend Comité zoowel uit het Binnen- als uit het Buitenland het verzoek
61