COÖPERATIEVE VEREENIGINGEN.

Prof. Drechsler te Göttingen, de algemeene voorzitter der gezamenlijke vereenigingen, sluit zijn belangrijk verslag omtrent den toestand en de uitkomsten met de volgende behartenswaardige opmerkingen: „In verscheidene gemeenten der provincie worden sommige artikelen van algemeen gebruik als meststoffen, zaaizaden, voedermiddelon, ook trek-, melk- en mestvee voor gemeenschappelijke rekening aangeschaft, zonder dat men hierbij eene vereeniging vormt, die als rechtspersoon erkend wordt. Om deze laatste tot stand te brengen moet aan verscheidene formaliteiten voldaan worden, waartegen de bevolking op het platte land zeer opziet. Bovendien ondervindt men nog al tegenwerking van sommige handelaren en kleine winkeliers, welke laatste vooral aan hunne klanten gaarne een uitstel van betaling toestaan, natuurlijk daarbij zorg dragende dat zij de waren des te duurder in rekening brengen , zoodat de koopers daardoor veel meer betalen moeten dan bij het aankoopen voor gemeenschappelijke rekening en contante betaling. De ongunstige tijdsomstandigheden brengen er nog menigen landbouwer toe om, door uitstel van betaling, de verkoopers hooge renten van hun voorgeschoten geld inden vorm van zeer dure en dikwijls bovendien slechte waren, inde handen te spelen. Als tegenhanger van het bovenstaande kan het navolgende bericht uit Breslau dienen. Door de bemoeiingen van den boter- en kaasfabrikant Keszler is aldaar eene vereeniging tot stand gekomen, die zich ten doel stelt om nieuwe plaatsen voor afzet van boter en kaas op te sporen. Van zulke vereenigingen zijn er volgens de „Milchzeitung” inde laatste jaren reeds verscheidene opgericht, o. a. in Oldenburg, inde Rijnprovincie, inden Elzas, te Munchen enz. Zij zijn a. h. w. een uitvloeisel van het streven, dat inde genoemde en meer streken meer en meer levendig wordt, om betere zuivelproducten (boter en kaas) te bereiden. Verbetering inde kwaliteit der waren moet ook door verhooging van prijzen gevolgd worden. Het elders (ook reeds in Groningen) gegeven voorbeeld verdiende veel meer algemeene navolging. v. P. NOG lETS BETREFFENDE HET YLEESCHMEEL. Door v. Voigts-Rhetz en Dünkelberg, in Duitschland algemeen bekende autoriteiten op landbouwgebied, zijn te Deutz bij Keulen voederingsproeven met vleeschraeel bij paarden genomen. Het vleeschmeel werd met maïsmeel vermengd en dit mengsel tot koeken gebakken; het bestond uit 43,5 kgr. maïsmeel, 12,5 kgr. vleeschmeel, waarbij nog gevoegd werd op 1 kgr. vleeschmeel 5,35 gram keukenzout, 37,9 gram phosphorzure kali, 3,90 gram phosphorzure magnesia en om de reuk van het vleeschmeel te raaskeeren een weinig fenkel. De fijngemaakte vlcoschrueelkoeken vermengde men met haver of met haksel. Bij een dagelijksch rantsoen van 13/*l3/* kgr. vleeschmeel, 3 kgr. hooi en 5 kgr. stroo hielden de paarden zich uitstekend goed, terwijl de kosten der voedering aanmerkelijk minder waren dan anders. Een hoofdvereischte om bij het voederen van vleeschmeel goede uitkomsten te verkrijgen is, volgens Dünkelberg, en hiermede stemmen ook anderen die met het vleeschmeel voederingsproeven namen volkomen

144