der ziekten van deze soort wel mogelijk. Vinden we op Maipoelicacaooeloe in het oerbosch krulloten en daaraan twijfel ik niet zoo zullen we wel 2 mogelijke gevallen te verwachten hebben : 1. de Marasmius-vorm op Maipoeli-cacaooeloe is weinig oathoffeen *) voor onze plantagecacao of 2. hij is even sterk pathogeen *) voor de plantagecacao als Marasmius perniciosus. . , In het eerste geval wint dein het vorige artiKel over de krullotenziekte in 1918 ontwikkelde hypothese over het ontstaan der krullotenziekte aan waarschijnlijkheid, in het tweede geval verliest ze daaraan. Marasmius perniciosus zal in dit tweede geval omstreeks 1900 in zijn volle virulentie**) voorde plantagecacao uit het oerbosch gekomen zijn. , . . Uoor infectieproeven met sporen van Marasmius-paddestoelen afkomstig van doode krulloten van Maipoeli-cacaooeloe. en met sporen van Marasmius-paddestoelen, afkomstig van doode krulloten van onze plantagecacao, zal experimenteel kunnen wornen uitgemaakt of deze twee Marasmiusstaminen even pathogeen voor onze plantagecacao zijn of niet. Ik hoop tater hierop nader terug te komen. Volgens onze tegenwoordige kennis komen dus in Suriname de volgende 3 Theobroma-soorten in het wild voor: Wetenschappelijke 1 Verzamelaar en Caraïbische naam naam I standplaats 1. Maipoeli-dolon- Theobroma Mariae Corantijn (Hulk 1911) dolónne var. lobata Pulle ij „ (Gonggrijp |! 1916) Coppename(Gonggrijp 1916 en ’l7) 2 Maipoeli cacao- ! „Cacao silvestris” | Saramacca (inh. verz. ' oeloe Aubl.? 1918) Theobroma subincanum Mart. ? Theobroma grandi* flotum K. Schum. ? , 3. Woëpoe cacao- I Theobroma specio- Boven-Marowijne oejoe I! sum Spreng. (Lawa) (Despaux 1907 —’o9) | (Locuskreek en j Boven-Saramacca) *) pathogeen = ziekteveroorzakend **) virulentie = infectiekracht

171