Ik vrees: dat Gods wrake zal ontwaken, zoodat er geen heelen aan Is I"

Met dit schrijven Is Jan het volkomen eens.

Zoo ziet men, dat zelfs de geeselslagen Gods een volk niet tot inkeer of bekeering kunnen brengen, als vrije, oproekende en levendmakende genade er niet bij te pas komt.

Hellblddend u aller vriend,

JAN DE TIMMERMAN.

Een blik in het ronde.

Zooals gewoonlijk moeten wij het eerst onzen blik wenden naar het oorlogsterrein, en wel naar dat gedeelte 'twelk men het „Westelijk front" noemt, gelegen In Frankrijk.

Van dat deel van 'tgevechtsterrein wordt gemeld:

Aan de Maashoogten deden de Duitschers bij Trancbée de Colonne een heftigen aanval, teneinde de verloren posities te hernemen. Zij slaagden er In een deel van hun vroegere tweede linie te bezetten. Twee Fransche tegenaanvallen echter deden deze weer bijna geheel in Fransche handen komen.

Het aantal gevangenen In deze streek, Is gestegen tot 220 man ongeveer en drie officieren.

Bij Marchevllle in Woevre werd een zwakke aanval van een halve compagnie, die een loopgraaf tusschen twee linies trachtte te hernemen, door het Fransche vuur tot mislukking gebracht.

In Lotharingen hadden nieuwe tegenaanvallen plaats tegen de stellingen, waarvan de Franschen zich bij Leintiy meester maakten. Ze werden afgeslagen. De Franschen handhaafden hun winst en maakten nog gevangenen.

In de Vogezen, bij Pontelle, en de streek van Ban de Sapt rukten de Duitschers na een beschieting, waarbij 4000 projectielen op het Fransche werk werden geworpen, over 200 meters op. Zij slaagden er In vasten voet te krijgen en vielen ook naburige loopgraven aan.

Het Dultsche offensief werd echter weldra tot staan gebracht door een schitterend geleiden tegenaanval. De Franschen hernamen bijna het geheele verloren terrein. De Duitschers konden zich alleen In het uiterste deel van het aardwerk handhaven. De Franschen maakten 142 gevangenen, waaronder 3 officieren.

In de Fechtstreek bezetten de Franschen Sondernach en brachten de Unie vooruit op de hellingen ten oosten van het dorp. _____

Van Dultsche zijde meldde men ons:

We namen de vesting Duinkerken, en de door vijandelijke troepen bezette plaatsen Borgues, Rondrehoelen, Veurne en Kassei onder vuur.

Bij Chivlgny werden vijandelijke aanvallen in ons artillerievuur gefnuikt. Ten zuiden van Souchez heeft onze loopgravenstïljd goede vorderingen gemaakt.

Fransche doorbraakpogingen werden zonder succes voortgezet. Alle aanvallen werden met zware verliezen voor den vijand afgeslagen. 280 ongewonde Fransche gevangenen, waaronder 3 officieren, vielen In onze handen. Wij veroverden 7 machinegeweren en 20 mijnenwerpers.

In de Vogezen bestormden wij de hoogte no 638, waarom reeds maanden gestreden is en die de omgeving van Bas deSac beheerscht. 131 gevangenen, 3 machinegeweren en meer ander materiaal, viel als buit in onze handen.

Van het Oostelijk oorlogsterrein bereikte ons de mededeeling, dat de vesting Lemberg door de Russen ontruimd en door de verbonden Dultsch-Oostenrijksche legers bezet is geworden. Een telegram zegt daarvan:

De Weensche landweer bestormde het verdedigingswerk van Rzesna aan den weg van Janow naar Lemberg.

Terzelfdertijd drongen onze troepen van 't Noordwesten over de heuvels van de Mluewka en bestormden eenige schansen voor de hoogte Lysa Gora.

Daardoor was het Russissche front opnieuw doorgebroken. De vijand, die wederom zware verliezen leed, werd tot den terugtocht gedwongen. Onze troepen overschreden ten Zuiden van Lemberg den weg, die van daar naar Mikolajew voert (aan den Dnjestr ten Zuiden van Lemberg).

Onder het gejubel van de bevolking trok de generaal der cavalerie Boehm Ermolli met de troepen van het tweede leger Leinberg binnen.

Ook bij Zolklew en ten oosten van Rawa Ruska zijn de Russen aan het terugtrekken.

Het Russische legerbestuur laat zich over het verlies dezer vesting aldus uit:

De Russen hebben Lemberg ontruimd en vervolgen hun terugtocht op een nieuwe front. In de streek van Szawll heeft geen verandering plaats gehad. De gevechten duren voort. Wij hebben het dorp Koulighi ten zuiden van de meren Raigrod bezet en een compagnie Duitschers totaal vernietigd.

Ten westen van Rawaruska werd de vijand nabij het dorp Gatuselena uit eenige dorpen geworpen, waarbij onze cavalerie drie vijandelijke compagnieën neervelde.

Wij hebben den vijand uit het dorp Ounlche naar het doip Loeka teruggeworpen.

Bij een goedgeslaagd bajonetgevecht hebben wij bijna 1000 man luijgsgsvangen gemaakt.

Verder wordt van Russische zijde bekendgemaakt:

Aan de Dnjestr hebben wij beneden Nyniof een belangrijk succes behaald. De Oostenrijkers trokken de Dnjestr over met een belangrijke troepenmacht

over het front Ostra-KorowItsj-KosmerjIna>SnovIdofWoszlllof-Ounltsch.De strijd eindigde met een volkomen overwinning voor ons. Onze Infanterie nam stormenderhand een reeks boerderijen bij Snovldof, waar de vijand zich krachtig had versterkt. Wij maakten ruim 3500 gevangenen en veroverden veel machinegeweren. De Oostenrijkers werden geheel uiteengedreven en trokken over de Dnjestr terug, achtervolgd door de Kozakken, welke de strijd aan den anderen oever voortzetten. Ook bij de dorpen Koropitsch en Kosmerjlna trok de vijand terug,

Wij veroverden stormenderhand de dorpen Balamoutschka, Rjaventschl en Grometzliy, en maakten 1000 gevangenen, waaronder de commandant der 42ste Honved-brlgade.

Betreffende den stiljd tusschen de] Oostenrijksche en Italiaansche legers weet een der Italiaansche bladen mede te deelen:

Onze troepen hebben voor de eerste maal in de omgeving van de Monte Nero aanzienlijke troepen? machten ontmoet, vermoedelijk uit Galfcle afkomstig. Hunne aanvallen werden met zware verliezen aan hun zijde afgeslagen. Vjij hebben gevangenen gemaakt. Bij Flava werden nachtelijke In fanterie-aanvallen tegen onze stellingen gedaan, welke ondersteund werden door zwaar artillerievuur en handgranaten.

Deze werden echter afgeslagen. Een vijandelijk vliegtuig heeft bommen geworpen zonder schade te doen.

De Italianen hebben twee Oostenrljksche fortenten zuidoosten van Plawa en verschillende loopgraven met de bajonet genomen.

Door de bezetting van Panta Tasca hebben de Italianen zich van een belangrijk strategisch punt meester gemaakt.

Op den rijksweg in De Bilt is een auto door slippen eerst tegen een boom en daarna In een sloot gereden. Behalve de chauffeur, zaten In de auto Jhr. v. A. v. W. uit Utrecht en zijn echtgenoote. Mevr. v. A, v. W. werd uit de auto geslingerd en zeer ernstig verwond. De heer v. A. v. W. en de chauffeur werden minder ernstig verwond. De achterzijde van de auto was geheel vernield.

De heer G. uit Amsterdam was met eenige dames, onder wie zijn verloofde, aan het zeilen onder Aalsmeer.

Bij den terugtocht wilde de heer G. zich op sleeptouw doen nemen door een motorboot. Bij het aanhaken met den boothaak sloeg hij overboord en verdronk.

Een 14-jatige jongen was aan den Strandweg te Schevenlngen bezig aan zijn bijna nog nieuwe fiets een kleine reparatie te verrichten, toen een onbekende man zich welwillend aanbood het karreweltje voor hem op te knappen. De jongen, hiermede ten zeerste Ingenomen, werd even door den man weggezonden om Iets te halen. Toen de kleine man terug kwam, was èn zijn bereidwillige helper èn zijn fiets verdwenen. Alleen vond hij de oude smerige flets van den man.

BOEKAANKONDIGING.

Een vrouw als redster des volks, door Ds. A, Potuyt. — J. J. Wirds, te Utrecht. Prijs 15 Cents.

Dit is een lief, handig boekske van 16 bladzijden, op zeer goed en helderwit papier gedrukt.

't Is een leerrede over Richteren 5 :6, naar aanleiding van de tegenwoordige tijdsomstandigheden. Menig hartelijk en behartigenswaardig woord zegt Df. Potuyt over den wereldoorlog.

Volgens des Schrijvers meening leert de vreeslijke oorlog, die nog aldoor blijft voortduren, ons de eere Gods te eerbiedigen en In 't oog houden.

Wij van onze zijde zijn voortdurend met onzen Maker en Formeerder op voet van oorlog. Mochten wij dan leeren wanhopen aan eigen sterkte en vermogen, om te leeren vluchten als armen en ellendigen tot den troon der genade, teneinde geholpen te worden te bekwamer tijd.

Zie verder de advertentie In No. 42 van „De Vriend".

Red.

"Voor de Jeugd.

De beproefde trouw. Een verhaal.uit vroeger dagen.

In de nabijheid zag hij een paar dichte sttuiken. Evenals een worm kronkelde de jongen zich In elkaar en bleef achter het struikgewas gelijk een boomstam een wijle In deze houding.

De wilddieven vermoedden natuurlijk In de verste verte niet dat zij werden beluisterd.

Onophoudelijk barstten zij In een schaterlach uit.

„Wij kunnen over den bult tevreden zijn," sprak een der mannen, die bezig was, het hert zoo pas geschoten, schoon te maken. „Twee vingers dik vet op de ribben, zie maar," vervolgde hij. „Voor dit prachtexemplaar geeft de koopman zoo goed als Iets tien gulden, zonder ook maar een cent af te dinges."

„Een mooie winst," zei een ander, en wreef zich vergenoegd de handen. „Vier gulden voor mij, vier voor u en twee voor FHIp."

„Dien spitsboef moeten wij tcch maar zeer goed betalen, ofschoon de lummel het niet verdient," zei de eerste spreker. „Wij moeten alles doen en het gevaar trotseeren, en hij doet er bijna niets voor,

als alleen op den loer te liggen, om den jongen van den jachtopziener op den voet te volger."

„'tls echter een heel lastig baantje," bracht een derde in het midden, „en als Peter hem op 't spoor kwam, zou het hem heel slecht vergaan, denk ik. Aan hem danken wij het eigenlijk dat we hier zoo rustig dat dier kunnen verdeelen. Zijn inlichtingen zijn altijd zeer juist."

„Ja, dat geloof ik ook, daarom moet hij zijn deel hebben," zei de eerste. „Maar morgen ...; morgen, hoe Is 't dan?"

„We hebben hem dan niet noodig," liet de ander zich hooren, „want hij heeft ons duidelijk gezegd dat Peter voor acht dagen op reis Is gegaan en vooreerst dus niet zal teiugkeeren."

„Als het maar waar is!" zei de derde waarschuwend.

„We moeten hem natuurlijk gelooven. Wat zou hij er aan hebben, ons te misleiden? Hij heeft het geweer en de tasch van Peter zelf in 'thuis van den boschwachter aan den muur zien hangen. Ook vernam hij het uit den mond van den ouden Andreas, dat Peter minstens acht dagen zou wegblijven."

Deze mededeeling scheen de anderen gerust te stellen.

„'t Is zaak ons den tijd te nutte te maken," hoorde Peter zeggen. „We moeten de gelegenheid dus te baat nemen. Als de oude weêr te voorschijn komt, hebben we weinig of geen kans meer op goede vangsten."

„Daarom maar spoedig besloten; waar zullen wij post vatten?" vroeg een der mannen.

„Ik meen, dat we ditmaal naar de gravenbeuk moeten gaan. Daar werd gedurende de laatste dagen een groot hert opgemerkt. Het moet ook ons ten bult In handen vallen."

„Maar de gravenbeuk Is erg dicht bij het dorp," waarschuwde er een. „De boschwachter zal het schieten hooren."

„Welnu, wat zou datl" vroeg een ander. „Laat hij het hooren en zich er over ergeren, hij Istcchzleken de jongen is weg. We moeten niet al te bang zijn. Kom, Johan, help mij even om het hert op den schouder te nemen. Wel, wel, wat een zwaar beest Is het 1"

Zuchtende onder den last, dien de belde w ilddieven hadden voort te sleepen, verwijderden zij zich.

Peter liet ze begaan.

Hij wist nu alles, daarom hield hij zich rustig, zeker als hij was van zijn zaak.

Hij kende de booswichten niet.

Hoogst waarschijnlijk waren zij van een dorp gekomen, dat even over de grenzen lag.

De jongen, Philip genaamd, was hem wel bekend.

Hij was de zoon van den schaapherder, die cp een nabijgelegen hoeve woonde; een slimme deugniet, dien men reeds meermalen van school en van de Catechisatie gestuurd had.

Nu eerst werd het den jongen boschwachter duidelijk, waarom zQn speuren steeds vergeefs was geweest.

Op zijn tochten volgde Philip hem; door vooraf besproken teekenen, bijvoorbeeld het krassen als van een raaf, of het geschrei van een uil oi geroep van den koekoek, waarschuwde hij zijn medeplichtigen.

Daar Peter den jongen nooit bemerkt had, hem zelfs nimmer in de bosschen ontmoette, hadden de spitsboeven steeds geluk bij hun strooptochten.

Nu echter nam hij zich voor, de stroopers voor altijd uit de bosschen te verdrijven.

Hij bleef tot den nacht in het woud. Toen het geheel donker was, ging hij naar het ambthuls terug en verborg zich, zonder dat iemand iets van zijn terugkeer had bemerkt.

Wel bleef Philip steeds om het huls i lenteren, teneinde elke beweging van personen die het gebouw mochten verlaten, te bespieden.

Peter echter had hem maar al te spoedig In het oog. Daarom klom hij voorzichtig aan de andere zijde over het hek en wist zich op die manier aan den bespiedenden bilk van dien jeugdigen vet rader te onttrekken.

Toen Peter bij den boschwachter kwam, zeide hij juichend:

„Eindelijk heb ik ze gevonden, vader!" Op een vraag van den ouden man, wie de strocpers waren, zelde Peter:

„Ik ken ze niet bij name; doch ik weet alles, en eer morgen de zon opgaat, moeten de schelmen gevangen zijn."

Nadat hij alles betreflende zijn wedervaren had verhaald, prees de boschwachter hem zeer.

„Gij hebt terdege uw best gedaan," verklaarde hij. „Maar nu is het zaak met beleid te werk te gaan, teneinde de wilddieven bij de gravenbeuk vóór te zijn, eer de schurken deze plaats hebben bereikt. Luister goed, mijn zoon! gij gaat naar het kasteel en noodlgt daar uit mijn naam den kok, den opzichter en den tuinman uit om te middernacht met geladen geweren bij mij te komen. Zij moeten zorgen precies cp tijd hier te zijn. Wij begeven ons dan gezamenlijk op weg en plaatsen ons op den coodigen afstand." ( Wordt verveIgd).

STILLE ARMOEDE.

Vertellingen van Schipper Floer.

Geliefde Vrienden en Vriendinnen! de wegen des Heeren met zijne kinderen zijn altoos heilig en goed; zoodat nooit iemand de hoogheid zijner handelingen met Hem kan weerspreken. Daarvan Is Ieder, die God vreest, diep overtuigd, en dat is steeds de oprechte belijdenis van al Gods kinderen. Maar belijden en beleven zijn twee, en In de praktijk van het leven

zijn Gods wegen menigmaal zoo moelelijk te verstaan, wanneer zij ingaan tegen ons hopen en wenschen, en niet zelden den bodem inslaan van vele onzer verwachtingen.

Meermalen worden zorgzame ijverige huisvaders, teeder zorgende moeders, Innig liefhebbende kinderen, gelijk In den laatsten tijd bij duizenden op de slagvelden van den tegenwoordlgen wereldkrijg, door den dood aan hunne dierbaren ontrukt, terwijl ballasten van de menschelijke samenleving, die voor niets en niemand nuttig schijnen, gespaard blijven; terwijl menig kind Gods jaren achtereen onder zwaren kommer en vele zorgen gebukt gaat, en vele goddeloozen geene smarten hebben tot hunnen dood toe. Is het wonder dat onder zulke omstandigheden wel eens de vraag opkomt, Indien al niet op de lippen, dan toch in het hart: „Zou de Heere het weten? Zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?"

En toch Is zulk vragen een smaden van onzen Maker; want de Heere ziet het wel. Hij weet waar wij wonen, en Hij kent niet alleen al onze omstandigheden, maar schouwt zelfs ons aller hart. De Heere zelfs leidt en bestuurt al ons wedervaren, en Hij vergist zich daarbij nimmer, maar beschikt, hoe donker ook Gods weg met ons moge wezen, zoo, dat alle dit gen moeten medewerken ten goede voor degenen, die Hem liefhebben, en naar zijn voornemen geroepen zijn, omdat Hij, onder alle omstandigheden, In gunst ziet op degenen, die Hem vreezen.

Daarbij werd ik dezer dage ook bepaald, toen lk bezoek bracht bij een onzer vrienden en vriendinnen, nette, fatsoenlijke lieden, wier begeerte door genade geworden is, met hun huis den Heere te dienen naar zijn Woord, en die door ijver en zuinigheid door den Heere worden In staat gesteld, om hunne zes kinderen fatsoenlijk groot te brengen.

Nu behaagde het echter den Heere hun oudsten zoon van achttien jaar, die al eenlgsilns tot steun van het gezin Is geworden, ernstig krank te doen worden, zóó ernstig, dat zij gedurende eenige dagen dobberden tusschen hoop en vreeze voor zijn leven, totdat eindelijk de ziekte haar hoogtepunt had bereikt, en zij door het Intreden van aanvankelijke beterschap zich mochten veiblljden, waarvoor zij den Heere ootmoedig mochten danken.

Nu echter traden voor hen weder nieuwe zorgen In, daar de kranke zoodanig was verzwakt, dat versterkende middelen dringend noodzakelijk waren. Twee liter melk per dag en later nog meer, moest hij op voorschrift van den geneesheer gebruiken. Doch vanwaar zou het geld komen, om In die behoefte te voorzien? Zij mochten hun nood echter den Heere klagen; en de Heere liet zich hunner niet onbetuigd, maar stelde hen door ongedachte verrassingen In staat hun lijdend kind te laven en weder op te kweeken. Het was ook mij eene oorzaak van vreugde en dank aan den Heere, door uwe milddadigheid te zijn in staat gesteld, om 'daaraan mede te helpen, en het hart dezer beproefde ouders te verkwikken.

Zoo zorgt de Heere steeds voor zijn volk, dat zij, als het leed genaakt, daardoor niet ganschelijk worden nedergestort, door met de bezoeking ook de uitkomst te schenken. En het Is een groot voorrecht, als het den Heere In zijne nederbuigende goedheid behaagt, ons daarbij ais zijne Instrumenten te gebruiken.

Mogen wij ook ons door die bewustheid gedrongen gevoelen, om tot leniging van zoo nameloos veel ellende, met blijmoedigheid te cfleren van hetgeen de Heere ons schenkt; dit Is de innige wensch en bede, met hartelijken groete, van

Hoop op Zegen, Uw dienaar en vriend

29 Juni 1915. Schipper FLOOR.

Voor de kas met hartelijken dank ontvangen van 19 tot 26 Juni 1915.

Bij dm agent J. Moriee, te Loenen a.d. V. van N. N. f I; bij den agent L. de Groot, Rotterdam, van Mej. B. vo jr 2 nieuwe lezers f O 50 en een kwartje, van Wed. A. 200 halvecen'.en en uit het busje van de familie B. f 3.45; X. te Rotterdam Vijf en twintig gulden; Vii.ndlezer Z. te South-Holland in N.-Amerika £ 2.62; bij den agent M. Huigen, te Leerdam, van eenige Vriendlezers f 0.43; van Mej. Wed. A. te L, bij Tiel een dens gebr. postzegels, vcor eenige weken ontvingen en niet teiug g.vraagd; bij den boekh. A. Flsscher, te Utrecht, van L. te J. f 1.

KERKNIEUWS.

NED. HERV. KERK.

Beroepen te

Toortvllet: J. W. Verschoor, Bleiswijk; Schore: J. L, Klomp, Meeuwen; Niezijl (tcez): W. Stratingh, cand. Groningen; St. K'.uis: N. W. Posthumus, Schoondijke; Rit:anchement: H. J. Witkop Ezn Hippolylushoef; Westeilee en Eeiligerlee: J. v. Dorp, Veendam; Twijzel (toez): P. Nobtl, Geeitiuidenberg; Rotterdam: A. C G. den Htrtog, Alblasserdam; Nijkerk; R. v. d. Berg, Putten (Gld); Durgerdam: L. Emmen, den Bommel; Wlldervank (toez): G. Westceyse, cand. Leiden.

Aangenomen naar St. Oedenrcde: A. Daran, Wassenaar; Zuilichem en Nieuwaal: N. C_ Bakker, Kesteien; Graft: J. L. Biinkerink, cand. Bovinkarspel; BUtterswijk: P. de Borst, caid. Schagen.

Bedankt voor Rouveen: P. Kuylrtan, Lunteren; Schoonrewoei d: C. J. Leenmans cand Utrecht; Lage Zwaluwe: J. Largman, Ilarlingen.

GEREF. KERKEN.

Beroepen t«

Lochem—Barchem: B. v. Halsema, Haastiecht; 's Gravendeel: F. W. H. Kramer, Heinkemzand; Oostermeer (Fr): B. v. d. Meulen, Sellingen.

Aangenomen naar

Teuge bij Apeldoorn: A. Koekoek, Nieuweroord.

Bedankt toot

Urk: R. W. Huizing, IJmuiden; Veenwoudsterwal: H. Haspeis, Nieuw Weerdinge: Krommenie: H. L. Both, Eicdhoven; Jutrijp: W. F. Geerds, Idskenhuizen; Diachtster-Compague: H, Minnema, Garijp.

CHR. GEREF. KERK.

Bedankt voor

Bunschiten: A. H. Hilberts, Drachten.