halten, dasz viele fürtreffliche Manner lieber dieser Kauffleute, als der grösten Potentaten in Europa Beruff annehmen wollen".J)

Zeker getuigt het voor de algemeenheid van het onderwijs in de 17e eeuw, dat Schoock kon zeggen, dat er in ons land maar betrekkelijk weinigen waren, die niet konden lezen en in vergelijking met andere landen, dat er velen waren, die een zekere meerdere ontwikkeling verkregen hadden. 2)

Op het gebied van liet hooger onderwijs was Leiden voorgegaan en nauwelijks enkele tientallen jaren na de stichting van haar Universiteit verrezen er nog een viertal hoogescholen, die wel niet allen konden wedijveren met haar oudere zuster, maar waarvan enkele toch het wetenschappelijke leven belangrijk hebben verrijkt en haar bestaan tot op den huidigen dag wisten te doen voortduren.

Zeker Was ook het provincialisme de oorzaak van een zoodanige versnippering van kracht, maar tocli valt het niet te ontkennen, dat het streven naar verbreiding van de Gereformeerde leer een sterke impuls geweest is, om wetenschappelijke centra te vormen, van waaruit het Calvinisme zich kon verspreiden.

Niet alleen het hooger onderwijs genoot de belangstelling van onze vaderen, ook werden in verscheidene steden Illustre en Latijnsche scholen opgericht, die vaak de aanstaande studenten vormden voor de universiteiten. Toch was dit niet de reden voor het stichten van zulke onderwijsinrichtingen. Vooral de eersten kregen maar al te vaak het aanzijn uit een zekere concurrentiezucht en namen meermalen de allures aan van hoogescholen, waarom ze zich ook sierden met de illustrenaam „academie".

Iedere stad van eenige beteekenis wilde haar illustre school bezitten. Toch werd dit streven niet alléén uit

1) H. L. Benthem, Hollandischer Kirch- und Schalen-Staat, Frankforten Leipzig 1698, aangehaald bij S. D. van Veen. Het Academieleven (Uit onzen Bloeitijd, Serie II No 9). Baarn 1910 pag. 3/4.

2) Muller, Gouden eeuw, p. 686 7.