en de heer Vicarius voor een groot deel dat rijmdightje gemaeckt hadde en hetwelck aldus was luijdende :

Rymgalm

op den eersten aenkomst van den mondigen prins van Oranje, stadthouder van Hollant etc. etc., in het clooster St. Catharienendal te Oosterhout 12 Junius 1766.

Siet wat een helder light comt Oosterhout bestraelen, En als een nieuwe son begunstight onse palen,

O lanck verwaghten dagh ! gecomen aen den strant Den hooghgeboren vorst, stadthouder van Hollant.

Sijn hooghdoorlughtigheit vereert dit clooster hier, En door syn weerdigheit geeft ons seer veel piasier, Recreatie en groot victorie, op den tijt Wij gehouden hebben, voor Hooghmaghtigheyt.

Ook in de vryheyt Oosterhout veel piasier,

Veel vreugden omgegaen, door 's heer Drossaert bestier, Gelyek nu ook op heden, als gij, o vorst, bevint, Allungius doet syn best, als een opregten vrint. Wij voegen ons daerby en roepen met geluyt:

Willecom in dit dal, willecom, Oranjespruyt.

Willecom in dese plaets den eenighsten van den stam, Die voortijts is besoght, daer dese man van quam.

Seer gunstigh waeren sy, tot dese witte nonnen,

Niet in het cort begost, maar van veel eeuw begonnen. O waerden opperheer: waeronder wy nu syn,

Toont ook u gunst aen ons, dan zijn wij nooit in pyn. Heden bevelen wij ons in uwe maghtige ermen Wij vragen u, o prins; wilt ons altyt beschermen, Wij sien dunckt ons, o vorst, een vriendelycke mien. Wij hooren dat gij seglit: dit sulde altyt sien.

Dat is ons hier genogh, als wy maer gratie vinden, Waervan gij sijt het hooft, voor wie wij nedervallen, En lioopen 't soo sal syn tot welsijn van ons allen. Versoecken sullen wij tot danckbaerheyt voor 't lant En voor u magtigh vorst: onsen alderbesten pant, Al wat gij wenschen mooght: besonder een lanc leven,