Daerbij altijt in rust, dat wilt den Hemel geven,

Dat is, o maghtigh prins, daer wy nu voor altijt Gods lof voor u sullen singen met jolyt.

Nooit is er eenen dagli, oft wort door soeten galm Gelesen, den hondert ses en twintighsten psalm, Om door u bestier te blijven in rust en vreden,

Gelyck God danck nogh blijckt, tot op den dagh van heden, Waervoor wy nevins u, dancken d'booghmogentbeden, De staeten van Hollant en hunne maghtighe leden. Dat het hooghweeghent choor, dat het hooghweeghent Ons Catharinadal van geen gratie en berooft, [hooft, Maer met den Oranje prins, dat belieft in staet te houwen, Soodat wij blyven hier altyt in vast betrouwen.

Cronicum oft Jaerschrift Geschonken door lautere genegentheyt tot onsen vrindt syn hoogheyt.

ander:

Door nonnetjes Catharinadal U kleinste dienaresse hier en overal.

ander:

Wij religieusen uyt dit dal Wenschen nu, u hooghgeboren spruyt,

In dit jaer een jonge frisse bruyt.

Welck dightgen gelesen sijnde, sijn hooghijt met een teecken van een seker corte nederbuijginge van sijn hooft, toonde een danckbaerheyt, en hem gevraeght werden ofte men hem daermede condè dinst doen van met het ander voorgeseijt present te behandigen, sijde : jae ; en naer hetwelck sijn hoogheijt nog wat blijvende, soo naemp hij sijn afschijt, sijn saluade doende aen ider van de religieusen, alsook dede veele van sijn geselschap ofte van de bijweesende lieeren, en soo wederom lanst de choor uytgaende, in de kercke, altijt nog lnydende onse kloek, en buijten de kercke sijnde, soo presenterde ick sijn Hoochijt van nogh wat van sijn vertoef te nemen