als wy dat allergrootste geluck, en die aldergrootste eere hebben gehadt van sijn vorstelijcke doorlughtigheijt op ons elooster te gemoet te sien, soo ist dat ick met de heer vicarius, Mavrouw de priorinne, en alle de religieusen van het elooster sinte Catharinendal sijn hoogheijt van herte danckbaer blijven; dat wy vorsoecken istgeoorlooft sijn hoogheijt daer kennisse van te geven. Sijn oock u, weledele danckbaer voor alle gedaene moeytens van ons dat laete te bestellen. Hier nevens eenpaerelijck blijvende met alle reverentie en hoogachtinge en sijn met alle respeckt

Seer wel edel beer

u. E. onderdanighsten dienaer G. v. A. proost van 't elooster. Oosterhout den 16 Julius 1766.

Opschrift van den brief.

Mijnheer

Mijnheer Crebassa, hofmeester van syn hoogheyt prins van Oranje Nassau, stadthouder van Hollant.

tot Schravenhagen.

Bezoek van Mei 1769.

In de maent Meij 1769 isser geweest een campement, op de lieij van Oosterhout bij het bos, aldaer op gelegen, dat heet, het bos van den heer Callenburgh, op welcke heij en omtrent welck bos nogh te sien sijn het werek ofte wereken die daer waeren gemaeckt, (ofte ten minsten daer nogh teekenen van) die sijn gebruijck als wanneer de exercitiën sijn gedaen ; daer sijn geweest eenige tenten, maer de soldaeten hebben allemael gelegen bij de boeren ; eenige van de principaelsten bij sommige borgers in de vryheyt. In het huijs van den heer drossaert de heer Allungius was gelooseert eenen generael, maer dese hadt het huijs van den heer drossaert gebuurt voor dien tijt als het camp sou duuren. In het huijs eenen sekeren anderen heer ook op den heuvel was geloseert eenen