welcke ick verstont, dat het wel avond soude sijn eer het hof en alle de heeren wederom soude conien. Maar dan naar den middagh omtrent 5 uren uijt Breda willende rijden, soo quam svn hooghijt en de princesse en heel het hof van het camp, en dat om het quat weder dat het toen was, en iek, die gaarne den secretaris van sijn hooghijt soude hebbe gesprocken dat siende, soo daght ick : het is nogh tijt genogh, ick sal oock naar het hof gaan en sien of ick den secretaris niet kan sprecken; en naar het hof gaande sien, sagh ick, dat een ieder al was in sijn logist, en vragende naar den secretaris, soo ben ick hem te spracke gecomen.

Xota : De afferens daar ick den secretaris wilde aanspreken waaren desen: te weten: mits wij hier soo gedurigh overvallen worden van heeren en damens en andere vremde luijden, van binnen het slot te comen. Om dit te beletten so hebbe ick goet gevonden van daar syn hooghijt selver eens over te schrijven en hem desen brigf te doen bestellen, seker in syn handen. Soo hebbe dan daar een aan syn hooghijt geschreven desen brief, maar dat laate schrijve door de procuratersse en onderteeken door Mavrouw en suppriorinne en den naam van alle de religieusen, en was soo luijdende :

Doorlughtigste hooghijt,

't Is in alle lastige en moeijelijcke voorvallen, dat wij religieusen van clooster Sinte Catharienendal tot Oosterhout, onsen toevlught hebbe genoemen tot syn doorlughtigste hooghijt, protecteur en beschermer van het selve clooster, en altijt van sijn doorluglitighste hooghijt sijn beschermt geweest, bij sijn solaas en liulpe hebben gevonden. Soo ist, dat wij voorschreve, gedurigh en ten allen tijden overvallen weidende met persoonen soo van verre als bijgelegen plaetsen en steden, die willen comen binnen ons clooster oft slot, dat ons is tot eene groote onrust, last en ongelegenhijt; jaa selver 't gebeurt met