TOT BESCHERMING VAN KERK EN KERKHOF TE OOSTERHOUT, 1700.

Alsoo door aanclaghe van de kerckmeesters der gereformeerde kercke deser vryheyt Oosterhout ende andere, de lieeren schoutet, schepenen ende regeerders deser vryheyt voernoemt dagelijks meer ende meer ondervinden dat verschelde baatsugtige persoenen ende ingesetenen alhier hen verstouten te vermeesteren ende onderwinden het kerckhoff alhier met henne peerden, beesten, calveren, verekens, schapen, boeken ofte geyten, het gras aff te weyden ende onder de voet te helpen, ende bederven sonder consent vande regeerders ofte kerckmeesters alhier, oock dat veele en verscheyde moetwillige persoenen ofte jongens hen verstouten te schieten met roere boogen ofte werpen met steenen op de kercke alhier naer het gevogelt ofte swaluwe op ende onder de schalie dack vande kercke ofte boven en ontrent de glasen genesteld woenende ende sittende, soodanig dat door het selve schieten ofte werpen met steenen het schalie dack vande kercke ende de glasen seer werden beschadigt ende ontstucken gebroocken; mits dat niemant de pompen in 't minste geene leyen, sant, scherp ofte steenen daer inne sullen hebben te werpen, noch in het minste te beschadigen den omloop om den grooten linden boom ofte op den selven te klimmen, daer tegens te kooten ofte eenige schade tegens den selven ofte aen eenige andere linde boomen en andere dese vryheyt raackende te doen, ende daer door de gemeynte ende kercke seer groote onkosten van reparatie komt te lyden, 't welck alsoo niet en behoorde te geschieden in een goede gereguleerde plaatse ofte vryheyt.

Ende omme daer inne tydelijk te voersien ende de selve schade in toekomende voer te komen, soo ist dat schouteth, schepenen, regeerders en kerckmeesters voornoemt goet gevonden hebben, aan alle en eenen igelyken