LIET ST. J0R1SGILD TE WAALWIJK 1548-1878.
DOOK.
J. VAN DER HAMMEN NICZ.
VIII
De laatste 25 of 30 jaren van bet bestaan van St. Joris kenmerken zich niet door gewichtige gebeurtenissen in den boezem van het gild. Wel kan men zeggen, dat er, vooral na het ontwerpen en het van kracht worden van het nieuwe reglement van 1848, eenige opbloei merkbaar was: het ledental nam eenigszins toe en varieerde van 1848 tot + 1858 zoo ongeveer van 20 tot 22. Maar na 1858 werd dat getal telkens minder en liep zelfs terug tot 10 leden in 1868. Daarop bleef liet tot het einde toe nagenoeg staan ; nu eens een oud lid er af, dan weeleen nieuw lid er bij. Doch wat het gild aan hoeveelheid verloor, werd, om zoo te zeggen, door hoedanigheid vergoed : de burgemeester van WaalivijJc, de gemeente-secretaris, de geneesheer en, de postdirecteur, de apotheker, sommige kooplieden en de burgemeesters van Besoyen en Baardwijk vormden haast uitsluitend het ledental! Het valt mij ten zeerste op, dat de mindere man of liever de kleine burger, die vroeger sterk was vertegenwoordigd, in de tweede helft der 19de eeuw geen lid meer van St. Joris was: alleen de voornaamste Waalwijksche ingezetenen sloten er zich nog bij aan. Wat daarvan de reden was, en in boeverre dat een voor- of nadeel mocht genoemd worden, kan ik niet beslissen : bet feit ligt er eenvoudig toe.
I och werden door het bestuur, inzonderheid door den beminden Besoijenschen burgemeester Ar nol dus Dalleu, van 1838 lid en sedert 1846 hoofdman van bet gild, de meest loffelijke pogingen aangewend, om bet voortbestaan van St. Joris meer te verzekeren. Echter te vergeefs! Tusschen 1858 en 1868 vertrokken, bedankten of stierven zooveel oude leden en meldden zich