De Middelnederlandsche handschriften b.v. worden gewoonlijk gedateerd als behoorende tot de 13e, tot de 14e, tot de 15e eeuw enz., een dateering die weinig of niets zegt. Er zijn niet veel meer Middelnederlandsche handschriften uit de 13e eeuw, en dan nog meestal slechts fragmenten, bewaard gebleven, die niet eens een datum bevatten. Het oudste, gedateerde Middelnederlandsche handschrift, dat bewaard gebleven is, dagteekent uit het jaar 1252. Het handschrift van Jacob van Maerlant's Rijmbijbel, dat in 1270 heet geschreven te zijn, blijkt een mythe te zijn. Om gedateerde handschriften uit de 14e eeuw zijn we veel minder verlegen : ze zijn bij tientallen te vinden, maar die dateeringen, slechts enkele uitgezonderd, zijn apokrief. Die valsehe data zijn voor een deel gefabriceerd uit echte data, waar een c\jfer, meestal een C (100), is weggekrast en andere met de pen zijn veranderd. De meeste valsclie data echter zyn in aanteekeningen te vinden op de laatste bladzijden van tientallen handschriften, geschreven door een hand uit de 18e eeuw, die met meer of minder handigheid het Middelnederlandsche handschrift nabootste Het ongeluk is, dat al die dateeringen, voor zoover de handschriften reeds door Nederlandsche philologen zijn gebruikt, als echt zijn aangezien, waardoor de chronologie der taalverschijnselen in grammatica's en woordenboeken totaal verkeerd is voorgesteld.
Nog meer dan door deze verkeerde dateeringen wordt de bruikbaarheid der Middelnederlandsche tekstuitgaven verminderd door de tallooze verkeerde lezingen, die er in voorkomen. Ylug heenstappend over de verwisseling van een groot aantal letters gaf spr., en verklaarde paleografisch, eenige sterk sprekende voorbeelden van geheele woorden, die in het M i ddelnederlandsche Woordenboek als zoodanig een artikel hebben gekregen, maar blijken verkeerd gelezen te zijn.
In een tekst, in 1907 uitgegeven, die 2669 regels omvat, blijken maar 1633 regels vrij van fouten te zijn; in een anderen, verschenen in 1898,die 866 regels bevat, zijn 236 fouten aangeteekend. Uittreksels uit een liedboek, in 1537 te Zutphen geschreven, blijken hopeloos ongelukkig uitgegeven te zijn.
Een zeer treffend voorbeeld van de verwarring, die één verkeerde lezing zelfs op het gebied der letterkundige geschiedenis stichten kan, is wel het volgende. Men is algemeen oveituigd, dat de Oranje-tragedie van Gijsbrecht van Hogendorp, waarmee in September 1617 de Nederduitsche Akademle van Samuel Coster werd geopend, reeds in Juli daarvoor in Den Haag was gespeeld. Het blijkt nu, dat deze overtuiging in de wereld is gekomen door een verkeerde lezing: men heeft gelezen praepareeren i. p. van praesenteeren — present doen! Het ging niet over een ver tooning, maar over presentexemplaren.
Spreker kwam tot de conclusie, dat deze toestand, zonder de grootste schade voor de studie onzer taal, niet langer kan voortduren. Hij betoogde de noodzakelijkheid, een algemeene collatie van de oudere Middelnederlandsche tekstuitgaven te ondernemen volgens een uniforme methode, en riep de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op, zich voor dit nieuwsoortig „georganiseerd overleg" te spannen.
Met dat vernieuwen van ons philologisch materiaal is men er echter nog niet. Spreker heeft voor zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta immers reeds veel meer dan elf duizend handschriften beschreven, waarvan er niet eens zeven honderd tot nu toe voor het wetenschappelijk onderzoek gebruikt zijn. Als wij dus spreken van een Middelnederlandsche grammatica en van een Middelnederlandsch woordenboek, is dat in niet geringe mate een eupliemisme.