zij ook zouden willen, om aan het verzoek van den Hertog te voldoen want gedurende de binnenlandsche oorlog zijn al hunne bezittingen ten platten lande door de soldaten verwoest en verbrand, zoodat zij zelve in zeer behoeftige omstandigheden verkeeren en door middel van handwerk in hun levensonderhoud moeten voorzien ; zij hebben zelfs geen middelen om de zoo noodzakelijke herstellingen aan hun vervallen klooster te laten verrichten, zoodat zij vragen „om de passie ons Heeren (dat) haere Hoocheden desen insupportabilen ende ongewonelycker last aff te nemen en haer daervan te dechargeren".

Eenzelfde verzoekschrift werd ingediend door den biechtvader van de Clarissen, Pater Everardus van de Wateren door den Commissaris-generaal der Minderbroeders, Pater Jan Neyen, zoo wel bekend door zijne onderhandelingen met de Staten gedurende het Twaalfjarig Bestand.})

Nog andere bijzonderheden worden ons uit de Brusselsche archiefstukken bekend. Wij hebben in het tijdschrift Ons Geestelijk Erf*) de aandacht gevestigd op een merkwaardig handschrift, dat berust in de Koninklijke Biblio theek te Brussel 3) en tot opschrift heeft: Den gheestelijcken strijt met leeringe op de Evangelien vanden vasten tot vijftich sermonen gemact en gepredict door den Eerw. Pater Broeder Everart vanden Water Minderbroeder ende Biechtvader van de Clarissen. Toegeeygent d' Eerweerdige vrouwe me-vrouw Abdisse Maria van Heel ende haer Godt-vruchtige Rtligieusen Clarissen haer bevolen Susteren ende beminde dochteren inden Heere binnen Tshertogenbossche. Int iaer 1610.

In genoemd tijdschrift werden de titel, de voorrede en een korte inhoud van het waarschijnlijk voor den druk gereed gemaakt schrift afgedrukt. Omtrent den samensteller van dezen preekenbundel konden wij nergens iets

1) P. Ferrerius Campanus, O. F. M. schetste zijne verdiensten als onderhandelaar met de Staten-Generaal in De Katholiek, dl CXXXV (1909) blz 257-282.

2) Deel V (1931) blz. 485-425.

3) J. van den Gheijn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothéque royale de Belgique, tome III, pag. 257.