maar teekent men het perspectivisch, dan zou slechts één paar armen onder elkaar zeer onpractisch aandoen; zoo'n heiblok was alleen met vier palen te gebruiken. De heer de 1'Escaille zag er dan ook „wijselijk" een hangslot in. De drie (of 3 paar) armen aan elke zijde in de zes genoemde teekeningen van W. J. F. Juten, dat is m. i. voor een heiblok 1 paar te veel.
Nu valt bij de meeste der genoemde afbeeldingen op, dat het zoogen. heiblok rond is, het oog mist, en eveneens (geheel of gedeeltelijk) de vereischte 4 paar zijarmen ; deze figuur een heiblok te noemen schijnt dus alleen al
hierom min of meer gewaagd. Maar nog meer afbeeldingen van oogenschijnlijk hetzelfde voorwerp komen ons te hulp, in eene combinatie, welke een geheel anderen kant uitwijst. Op verscheidene koningsplaten van Noordbrabantsche schuttersgilden,*) en tenminste op één gevelsteen, 2) komt dezelfde teekening voor : een bijenkorfvormig voorwerp met 3 horizontale banden, in dit geval meestal vergezeld van twee, daarachter of er doorheen gekruiste, vorken.
J. Kalf beeldde dien gevelsteen af3) en bleek ermede bekend, dat bedoelde voorwerpen als 't ware de attributen zijn van het brouwersvak. Evenzoo op de koningsplaten. Om te weten te komen welke deze werktuigen zijn, dient
1) Zie mijne Noordbr. schuttersgilden, o. a op Goirle, Reusel en Rosmalen. Eerst meende ik, dat de voorwerpen uit het imkersbedrijf waren (gecorrigeerd in dl. II).
2) Tegenwoordig in het Stedelijk Museum te Breda. In 'toude, eenige jaren geleden gesloopte, brouwhuis der N. V. Bierbrouwerij „De Drie Hoefijzers" aldaar kwam een dergelijke steen voor. 3) Aan het Rijksbureau voor Monumentenzorg danken wij het gebruik der cliché — Uitg.