HET WAPEN DER FAMILIE DICBIER.

lgemeen wordt aangenomen, dat liet wapen der D i c b i e r s in de Bossche schepenen-bank ver¬

toont: 3 roode heiblokken in zilver. De Dicbiers, die met de heerlijkheid Mierlo werden beleend, namen dezelfde figuur als helmteeken boven hun wapenschild, dat met 3 molenijzers beladen was.

Wie ermede begonnen is deze wapenfiguur aldus aan te duiden, weet ik niet; in alle geval moet dit lang geleden zijn. Zoo beschreef reeds J. B. Rietstap 1), in 1861, het wapen der Bossche Dicbiers als ,,d' argent è. trois moutons a piloter de gueules" ; na hem o. a. J. Th. de Raadt2), in 1897, welke benaming ook door jhr. A. van Sasse van IJsselt werd overgenomen, bij een wapenteekeningetje in 19013), later door wijlen W. J. F. Juten bij de afbeelding van zeven schepen-zegels, in 19164). Volgens mededeeling van den Z Eerw. Heer G. C. A. Juten

waren deze laatste door hem „zeer scherp geteekend" naar was afdrukken aan charters in het archief der Bossche godshuizen ; de wapenfiguur vertoont zich hier als 'n langwerpig, vermoedelijk rond blok, met twee of drie zij-armen of hand¬

vaten ter weerszijden ; twee, d. w. z. 2 paar, slechts op ééne teekening.

In 1900 5) had dezelfde vier andere afbeeldingen gepubliceerd, welke geteekend zijn naar de lakafdrukken der zilveren schepenzegelstempels. In deze teekening heeft de wapenfiguur

een ander uiterlijk : een kegelvormig voorwerp, vanboven afgerond, belegd met drie uitstekende horizontale banden (hoepels). Hiermede stemt volkomen overeen de afbeelding, door Aug. Sassen6) in 1886 gegeven, welke Juten

1) Armorial général, i. v. Dicbier 2) Sceaux armoriés I, i. v. Dicbier.

W Taxandria VIII, blz. 107 4) Ibid. XXIII. blz. 56/61 5) Ibid. VII, blz 76.

6 Tijdschrift III, blz. 126.